Kamervraag 2011Z13414

Het niet aanhouden van een verdachte in verband met noodweer

Ingediend 21 juni 2011
Beantwoord 26 juli 2011 (na 35 dagen)
Indiener Jeroen Recourt (PvdA)
Beantwoord door Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen recht strafrecht
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z13414.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3211.html
1. Nederlands Juristenblad 10-6-2011, p. 1497 e.v.
  • Vraag 1
    Kent u het artikel «De OM-aanwijzing inzake noodweer. Is de niet-aangehouden verdachte werkelijk beter af»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Is er bij het tot stand komen van de Aanwijzing handelwijze bij beroep op noodweer nagedacht over de mogelijk nadelige gevolgen die het niet-aanhouden van zich verwerende burgers heeft? Zo ja, waar blijkt dat uit en wat waren daarbij de overwegingen? Zo nee, waarom niet?

    Ja, ik verwijs naar mijn antwoord op vragen 3 en 7. Zoals ik in mijn antwoorden op de overige vragen uiteen zet, ben ik van mening dat verder geen sprake is van nadelige gevolgen bij het niet aanhouden van deze categorie verdachten.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening van de auteurs van het genoemde artikel dat in het geval van een invrijheid verkerende verdachte het opsporingsonderzoek minder effectief kan zijn omdat die verdachte in de gelegenheid is verklaringen af te stemmen of sporen te wissen? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?

    Ja, dit risico bestaat. Om die reden is in de Aanwijzing handelwijze bij beroep op noodweer (Stcrt. 21 december 2010, nr. 20474) opgenomen dat wanneer er op enig moment in het onderzoek aanwijzingen zijn dat de verdachte het opsporingsonderzoek tegenwerkt of de waarheidsvinding belemmert, alsnog tot aanhouding kan worden overgegaan.

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat het tegenstrijdig is dat onder het regime van de Aanwijzing de verdachte enerzijds alsnog kan worden aangehouden als er signalen zijn dat hij het onderzoek dwarsboomt (en dus niet meewerkt) en anderzijds gewezen wordt op zijn recht om te zwijgen en dat hij niet tot bepaalde medewerking verplicht is? Zo ja, hoe kan deze tegenstrijdigheid worden opgelost? Zo nee, waarom niet?

    Naar mijn mening is er geen sprake van een tegenstrijdigheid. Deze personen krijgen door de politie uitgelegd dat zij verdachte zijn en vanwege – kort gezegd – een vermoedelijke noodweersituatie enerzijds op vrije voeten worden gelaten en dat anderzijds hun medewerking aan het opsporingsonderzoek wordt verwacht. Onder het laatste wordt onder andere verstaan het meewerken aan het onderzoek aan kleding en lichaam. Zij krijgen ook meegedeeld dat zij niet tot medewerking verplicht zijn en dat zich mogen beroepen op hun zwijgrecht. Als de verdachte – na een eerder beroep op en toekenning van de bijzondere positie – ervoor kiest om (verder) te zwijgen, kan dit er een reden voor zijn dat de bijzondere positie niet kan worden gehandhaafd. Dit is erin gelegen dat bij een zwijgende verdachte niet goed ingeschat kan worden of hij het onderzoek zal gaan tegenwerken of de waarheidsvinding zal gaan belemmeren. Van een automatische aanhouding is echter geen sprake. Of dit dwangmiddel alsnog ingezet moet worden, hangt af van het verloop van het onderzoek. Als de verdachte alsnog wordt aangehouden, gebeurt dat dus niet om hem tot verklaren te dwingen, maar om te voorkomen dat hij bijvoorbeeld het sporenonderzoek tegenwerkt of getuigen beïnvloedt. Om die reden is het al dan niet aanhouden ook geen pressiemiddel om verdachte te weerhouden van zijn zwijgrecht gebruik te maken. Overigens kan de verdachte, zoals in elke zaak, zich door een raadsman laten bijstaan bij het maken van de afwegingen of hij zich op zijn zwijgrecht zal beroepen of dat hij medewerking zal verlenen aan het opsporingsonderzoek.

  • Vraag 5
    Herkent u het dilemma van een niet- aangehouden verdachte, die nog het risico loopt om te worden aangehouden vanwege het niet verlenen van volledige medewerking aan het onderzoek, om zich enerzijds te beroepen op zijn zwijgrecht maar daar anderzijds vanwege de vrees van aanhouding toch vanaf meent te moeten zien? Zo ja, geeft dan het niet aanhouden van de verdachte niet juist een extra pressiemiddel in de handen van de verhorende ambtenaren en verzwakt dat de positie van de verdachte juist niet? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 6
    Is het waar dat de verdachte niet altijd recht heeft op rechtsbijstand voorafgaand aan het eerste verhoor in het geval hij niet is aangehouden? Zo ja, deelt u de mening dat bij ontbreken van een aanhouding, de verdachte in een nadeliger positie verkeerd dan wanneer hij wel zou zijn aangehouden? Deelt u de mening dat de Aanwijzing zou moeten worden gecorrigeerd en wel in de zin van dat de niet-aangehouden zich verwerende burger niet eerder mag worden verhoord dan nadat deze een raadman heeft kunnen consulteren? Zo nee, waarom niet?

    De Salduz-jurisprudentie houdt in dat als een aangehouden verdachte niet, dan wel niet binnen redelijke grenzen, de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, dat in beginsel een vormverzuim oplevert als bedoeld in art. 359a Sv. Dit vormverzuim dient na een daartoe strekkend verweer in de regel – behoudens enkele uitzonderingen – te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen (vergelijk Hoge Raad (HR) 30 juni 2009, LJN BH3079, NJ 2009/349). De HR heeft aangegeven (9 november 2010, LJN BN7727) dat de opvatting onjuist is dat uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) voortvloeit dat deze regel zonder meer ook geldt als het gaat om een niet-aangehouden verdachte. De ratio daarachter is verwoord in een uitspraak van de rechtbank te Maastricht (8 februari 2011, LJN BQ0852): de niet-aangehouden verdachte heeft de vrijheid en de mogelijkheid om zich voorafgaand aan het verhoor, waartoe hij is uitgenodigd, zelfstandig tot een raadsman te wenden.
    In de Aanwijzing Rechtsbijstand Politieverhoor (Stcrt. 16 maart 2010, nr. 4003) is opgenomen dat een niet-aangehouden verdachte die schriftelijk wordt uitgenodigd voor verhoor op een politiebureau, in de brief wordt gewezen op de mogelijkheid om voorafgaand aan het verhoor een raadsman te raadplegen. Ook als een op vrije voeten verkerende verdachte er niet voor heeft gekozen vooraf een raadsman te raadplegen, kan het eerste verhoor doorgang vinden en kunnen de door hem afgelegde verklaringen gebruikt worden voor het bewijs.
    Er is naar mijn mening op dit vlak geen sprake van minder waarborgen voor of een nadeliger positie van een niet-aangehouden verdachte ten opzichte van een wel aangehouden verdachte. Wel wordt initiatief verwacht van een verdachte die op vrije voeten verkeert, juist omdat die de vrijheid en de mogelijkheid heeft zich zelfstandig tot een raadsman te wenden. Vanwege de vermoedelijke noodweersituatie wijst de politie deze verdachten op de mogelijkheid om een beroep te doen op slachtofferhulp. Slachtofferhulp Nederland kan hen terzijde staan en bijvoorbeeld doorverwijzen naar een advocaat.
    Er bestaat derhalve geen aanleiding de Aanwijzing handelwijze bij beroep op noodweer aan te passen.

  • Vraag 7
    Is het waar dat de minvermogende niet-aangehouden zich verwerende burger geen recht heeft op gesubsidieerde rechtsbijstand, ook al wordt hij wel in de gelegenheid gesteld een advocaat voorafgaand aan het verhoor te consulteren? Zo ja, wat betekent dit voor de positie van die verdachte? Zo nee, waarom niet?

    Zolang iemand verdachte is, heeft hij afhankelijk van zijn draagkracht recht op gefinancierde rechtsbijstand. In beginsel betaalt een niet-aangehouden verdachte daar wel een eigen bijdrage voor in tegenstelling tot aangehouden verdachten of personen die alleen als slachtoffer zijn aangemerkt. Ik acht het wenselijk dit verschil op te heffen voor niet-aangehouden verdachten in de zin van de Aanwijzing handelwijze bij beroep op noodweer. Een hiertoe strekkende wijziging van de Wet op de rechtsbijstand zal ik op enig moment bevorderen. Het betreft een uitbreiding van de regeling van artikel 44, vierde lid, van de Wet op de rechtsbijstand, welk voorziet in kosteloze rechtsbijstand aan een slachtoffer van een misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf. Vooruitlopend hierop heb ik aan de Raad voor rechtsbijstand verzocht te bewerkstelligen dat in voorkomende gevallen aan deze categorie verdachten geen eigen bijdrage wordt opgelegd en zij op het geëigende moment op de mogelijkheid van rechtsbijstand worden gewezen.

  • Vraag 8
    Is het waar dat eventuele belastende verklaringen van de niet-aangehouden verdachte voor het bewijs kunnen worden gebruikt, ook als die verdachte voor of tijdens zijn verhoor geen bijstand van een advocaat heeft gehad? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo nee, wat klopt hier aan dan niet?

    Zie antwoord vraag 6.

  • Vraag 9
    Deelt u de mening dat vanwege het niet verlenen van rechtsbijstand aan een op vrije voeten verblijvende verdachte, er minder waarborgen kunnen zijn waardoor de verdachte in een nadeliger positie terecht kan komen, dan wanneer hij wel aangehouden zou zijn? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 6.

  • Vraag 10
    Deelt u de conclusie van de auteurs van het genoemde artikel dat de zich verwerende burger beter af is met een aanhouding dan zonder aanhouding? Zo ja, wat gaat u dan doen om de Aanwijzing aan te passen? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 6.

  • Mededeling - 15 juli 2011

    Hierbij bericht ik u dat de schriftelijke vragen van het lid Recourt (PvdA) over het niet aanhouden van een verdachte in verband met noodweer (ingezonden 21 juni 2011) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2011Z13414
Volledige titel: Vragen van het lid Recourt (PvdA) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het niet aanhouden van een verdachte in verband met noodweer (ingezonden 21 juni 2011).
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20102011-3211
Volledige titel: Vragen van het lid Recourt (PvdA) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het niet aanhouden van een verdachte in verband met noodweer (ingezonden 21 juni 2011).