Ingediend | 17 juni 2011 |
---|---|
Beantwoord | 5 juli 2011 (na 18 dagen) |
Indieners | Lilian Helder (PVV), André Elissen (PVV) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z13149.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3061.html |
Ja.
Ik verwijs naar het antwoord op vragen 3 en 4 van het lid Arib (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3060).
Zie antwoord vraag 2.
Het Openbaar Ministerie heeft mij deze percentages niet kunnen geven, omdat deze gegevens niet centraal geregistreerd worden. Over de overwegingen om al dan niet tot vervolging over te gaan valt evenwel het volgende te zeggen. De verklaring van een slachtoffer (in de vorm van een aangifte of getuigeverklaring) draagt in belangrijke mate bij aan het bewijs. Het doen van aangifte is echter geen vereiste om tot vervolging over te gaan. Het bewijs dat sprake is van mensenhandel kan ook uit andere middelen blijken, zoals afgeluisterde telefoongesprekken en verklaringen van verdachten en getuigen. De aanpak van mensenhandel is reeds een aantal jaren een speerpunt van het Openbaar Ministerie, dat hierin ook in 2010 heeft geïnvesteerd. Waar mogelijk gaat het Openbaar Ministerie dan ook over tot vervolging van verdachten van mensenhandel, ook wanneer er geen aangifte is gedaan.