Ingediend | 27 mei 2011 |
---|---|
Beantwoord | 21 juni 2011 (na 25 dagen) |
Indieners | Madeleine van Toorenburg (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z11213.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2892.html |
Ja.
Ja.
Naar aanleiding van het verzoek van de politie om betrokkene op de Nationale Opsporingslijst te plaatsen heeft het Openbaar Ministerie (OM) afgewogen of een dergelijke vermelding in dit geval aangewezen is. De Nationale Opsporingslijst heeft tot doel om door inschakeling van het publiek verdachten of veroordeelden op te sporen. Aangezien bekend is dat betrokkene in Libië verblijft werd het inschakelen van het publiek door een vermelding op de Nationale Opsporingslijst door het OM niet effectief geacht. Het moet immers onwaarschijnlijk geacht worden dat betrokkene naar Nederland zal terugkeren. Ik begrijp deze afweging en zie daarom hieromtrent geen aanleiding voor enige actie mijnerzijds richting het OM. Betrokkene is overigens door Nederland zowel nationaal als internationaal gesignaleerd ter fine van opsporing.
Indien zich belangrijke veranderingen voordoen in Libië zal worden beoordeeld of het op dat moment wel mogelijk is de Libische autoriteiten om medewerking in deze zaak te verzoeken.
Hierbij deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van de leden Omtzigt en Van Toorenburg (beiden CDA) van uw Kamer over het feit dat de vader van een ontvoerde minderjarige I.A. niet op de opsporingslijst staat (ingezonden 27 mei 2011) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.