Kamervraag 2011Z09256

Genederbeleid in de Arabische regio

Ingediend 29 april 2011
Beantwoord 30 mei 2011 (na 31 dagen)
Indieners Mariko Peters (GL), Wassila Hachchi (D66)
Beantwoord door
Onderwerpen internationaal organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z09256.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2679.html
1. Nieuwsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken (22 april 2011) http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/04/22/rosenthal-en-clinton-over-libie-vastbesloten-en-vastberaden.html en de «Joint statement on the important role of women in emerging democracies» (21 april 2011) http://www.minbuza.nl/en/News/Speeches_and_Articles/2011/04/Joint_statement_on_the_important_role_of_women_in_emerging_democracies
  • Vraag 1
    Welke concrete gevolgen voor het Nederlandse beleid ten aanzien van vrouwen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MENA-landen) heeft de verklaring van u en de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Clinton, waarin u stelde dat deze «will lead to concrete joint actions for women»?1 Wanneer wordt duidelijk wat deze concrete acties zijn?

    De VS, en vooral minister Clinton, benadrukt stelselmatig dat duurzame democratie zonder participatie van vrouwen niet mogelijk is. Nederland zet zich al jaren in om de positie van vrouwen en meisjes in de regio te versterken en heeft op dit terrein een uitstekende reputatie opgebouwd, die door de VS wordt erkend. De gezamenlijke verklaring van de VS en NL onderstreept het gemeenschappelijk belang dat beide landen aan deelname van vrouwen aan politieke en bestuurlijke besluitvormingsprocessen hechten.
    Als uitvloeisel van de verklaring was Nederland vertegenwoordigd bij het bezoek van de Amerikaanse Ambassadeur for Global Women’s Issues Melanne Verveer aan Tunesië (mei 2011) voor overleg met vrouwenorganisaties uit de regio. Een bezoek aan Marokko voor overleg met de autoriteiten staat eveneens op het programma. In juni zal door Nederland en de VS worden deelgenomen aan een ministeriële bijeenkomst van de Community for Democracies (Working Group on Women and Democracy Mentoring) in Vilnius.

  • Vraag 2
    Hoe zult u de «areas of collaboration» identificeren waar Nederland en de Verenigde Staten bij bestaande initiatieven een specifieke meerwaarde kunnen leveren? Welke (Nederlandse) NGO’s zult u hierbij betrekken?

    In aanvulling op het onder vraag 1 gestelde zullen in de komende tijd nadere afspraken worden gemaakt over hoe verdere samenwerking gestalte krijgt.
    Voor de betrokkenheid van Nederlandse Ngo’s zie vraag 3.

  • Vraag 3
    Kunt u aangeven wat op dit moment de Nederlandse bijdrage is ter bevordering van vrouwen in de MENA-landen, zowel via multilaterale donoren als via Nederlandse NGO’s die samenwerken met lokale vrouwenorganisaties? Bent u bereid in de kabinetsreactie op de motie Pechtold-Timmermans over het Nederlandse en EU-beleid ten aanzien van de MENA-landen een specifieke genderstrategie mee te nemen?

    De Nederlandse financiële bijdrage aan multilaterale donoren is niet geoormerkt voor steun aan vrouwenemancipatie in de MENA regio. Beleidsmatig is Nederland wel betrokken bij het stimuleren van multilaterale activiteiten gericht op het bevorderen van vrouwenrechten.
    Steun aan lokale en regionale vrouwenorganisaties wordt verleend via het MDG3 fonds en rechtstreeks door ambassades. Het MDG3 fonds steunt, via ASMA (American Society for Muslim Advancement), Kvinna till Kvinna Foundation, Nobel Women’s Initiative, OWFI (Organization of Women’s Freedom in Iraq), V-Day Egypt (Karama) en het WLP (Women’s Learning Partnership for Rights, Development and Peace) diverse vrouwenorganisaties in de regio.
    De door Nederland gesteunde organisatie Karama was de drijvende kracht achter de van 13-15 mei jl. in Cairo gehouden regionale bijeenkomst «The Arab Women’s Movement and the Uprisings». Vrouwenactivisten uit verschillende generaties, verschillende landen, met een religieuze of seculiere achtergrond bespraken hoe te voorkomen dat vrouwen in de transitieperiode weer buitenspel worden gezet. Van belang hierbij is volgens de deelnemers dat politieke participatie van vrouwen niet alleen ondersteuning krijgt binnen ontwikkelingssamenwerking, maar tevens in breder politiek/veiligheidskader.
    In Egypte steunt de ambassade het Ishraq project, waarbij een geïntegreerd pakket van diensten wordt aangeboden aan meisjes van 12 – 15 jaar in drie gouvernoraten om hun kansen te vergroten. Daarnaast worden programma’s uitgevoerd om politieke participatie van vrouwen te bevorderen, de juridische positie van vrouwen te versterken, de werklast van plattelandsvrouwen te verminderen, het nationale emancipatiebeleid te versterken en geweld tegen vrouwen te verminderen.
    Verder worden door Nederlandse Ngo’s diverse activiteiten ter ondersteuning van vrouwen in de Arabische regio uitgevoerd. Binnenkort zal het departement een bijeenkomst organiseren om een beter overzicht te krijgen van de gezamenlijke inspanningen om positieverbetering van vrouwen in de regio te bevorderen.
    Zoals ik ook al zei tijdens het AO RBZ van 19 mei jl. onderschrijf ik ten volle het beleidsvoornemen van HV Ashton en Commissaris Füle om meer aandacht aan gender en vrouwen te besteden in het herziene EU Nabuurschapsbeleid. Hier kom ik nader op terug.

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat het in bepaalde MENA-landen van belang is om zo snel mogelijk extra in te zetten op vrouwenrechten cq vrouwenprojecten? Hoe bent u dit van plan te realiseren?

    Ja.
    Organisaties die gesteund worden door het MDG3 fonds kunnen voor 2011 aanvulling aanvragen. Ik heb voor 2011 € 2 miljoen beschikbaar gesteld ten behoeve van vrouwenparticipatie in de Arabische regio en € 1,7 miljoen uit het Mensenrechtenfonds. Voorstellen kunnen tevens worden ingediend voor een bijdrage vanaf 2012 uit FLOW (Funding Leadership and Opportunities for Women), de opvolger van het huidige MDG3 fonds.

  • Vraag 5
    Heeft u de Verenigde Staten verzocht om in hun contacten met de Egyptische Supreme Council of the Armed Forces gender op de agenda te zetten? Zo nee, wanneer zult u dit doen?

    Mevrouw Clinton heeft tijdens haar bezoek aan Egypte in maart 2011 gesproken met de Supreme Council of the Armed Forces, waarbij dit onderwerp aan de orde kwam.

  • Vraag 6
    Bent u bereid middelen ter bevordering van vrouwenparticipatie in de Arabische regio ook ter beschikking te stellen voor de overgangs- en verkiezingsprocessen die reeds nu plaatsvinden in landen als Tunesië en Egypte? Welke middelen zijn dit en hoe snel zijn die beschikbaar?

    Deelname van vrouwen aan transitieprocessen, waaronder verkiezingen, is een belangrijke voorwaarde voor de duurzaamheid en stabiliteit van democratische staatsvormen. De onder het antwoord op vraag 4 genoemde € 2 miljoen voor vrouwenemancipatie is vooral hiervoor bedoeld. Fondsen zijn op aanvraag beschikbaar en verzoeken kunnen op korte termijn worden behandeld.

  • Vraag 7
    Welke rol speelt VN Veiligheidsraadresolutie 1325 in uw contacten met autoriteiten van MENA-landen?

    De ambassades in de regio worden geïnformeerd over de implicaties van VNVR resolutie 1325 en worden geïnstrueerd daar in hun contacten met lokale autoriteiten uitvoering aan te geven.

  • Vraag 8
    Zult u het belang van resolutie 1325 in al uw contacten met de autoriteiten van MENA-landen onderstrepen? Bent u bereid alle Nationaal Actieplan (NAP) 1325 partners op te roepen om dit ook te doen? Zo neen, waarom niet?

    Ja, in het momenteel in voorbereiding zijnde Nationaal Actieplan 1325 voor de periode 2012 – 2015 zal de uitwerking voor de MENA regio worden meegenomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2011Z09256
Volledige titel: Vragen van het lid Hachchi (D66) en Peters (GroenLinks) aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over genderbeleid in de Arabische Regio (ingezonden 29 april 2011).
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20102011-2679
Volledige titel: Vragen van het lid Hachchi (D66) en Peters (GroenLinks) aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over genderbeleid in de Arabische Regio (ingezonden 29 april 2011).