Ingediend | 7 april 2011 |
---|---|
Beantwoord | 3 mei 2011 (na 26 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | europese zaken internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z07310.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2428.html |
De EU-vertegenwoordiger was niet aanwezig bij deze specifieke zitting omdat het niet bij elke rechtzaak in Turkije mogelijk is om aanwezig te zijn. Eerder heb ik u geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen in deze rechtszaak (ref. DWM-166/11; DWM-144/11). De volgende zitting is op 4 mei a.s. en betreft een strafzaak tegen de voorzitter van de Stichting Mor Gabriël in Midyat; hij wordt beschuldigd van het bezetten van staatsgrond, hierbij zal een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade aanwezig zijn.
Mede op aandringen van Nederland, heeft de EU-vertegenwoordiging in Turkije op 15 februari jl. bij de Turkse regering gedémarcheerd, om namens alle EU-lidstaten haar zorg uit te spreken over het verloop van de Mor Gabriël-rechtszaak. Verder heeft Nederland zich herhaaldelijk in Raad van Europa-verband hiervoor ingezet, waarbij de godsdienstvrijheid voor alle Turkse inwoners werd benadrukt. Ook heb ik zelf mijn zorgen geuit over deze zaak in consultaties met mijn Turkse collega op 2 februari jl.
Het Kabinet zal zowel de multilaterale (EU en Raad van Europa) als reguliere bilaterale contacten blijven aanwenden om aandacht te vragen voor de rechten van (religieuze) minderheden in Turkije. Dit zal ook in gesprekken met de Turkse Ambassadeur aan de orde komen.
Zie antwoord vraag 2.