Ingediend | 1 april 2011 |
---|---|
Beantwoord | 16 mei 2011 (na 45 dagen) |
Indiener | Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid recht staatsrecht terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z06820.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2501.html |
Over de wijze waarop de VS omgaan met informatie over personen die later blijken ten onrechte als verdachte te zijn aangemerkt, zijn geen specifieke afspraken gemaakt. Er zijn derhalve geen relevante artikelen uit overeenkomsten met de VS die hierop betrekking hebben en er geldt daarvoor ook geen bijzondere procedure. Zie hieromtrent verder het antwoord op vraag 4.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Nee, een algemeen uitgangspunt tussen landen die op verdragsbasis strafrechtelijk samenwerken, is het vertrouwensbeginsel. Als Nederland en een ander land gelijktijdig onderzoek doen naar een persoon, en gaandeweg komt in Nederland de verdenking jegens die persoon te vervallen of wordt betrokkene vrijgesproken, dan is het in de praktijk regel dat de politie deze informatie deelt met haar buitenlandse collega’s. Er dient vervolgens op te worden vertrouwd dat de buitenlandse politie deze informatie bij haar eigen onderzoek betrekt. Daarbij is van belang dat politiegegevens alleen worden verstrekt als bij de ontvangende instantie voldoende waarborgen aanwezig zijn voor een juist gebruik en voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zie hieromtrent verder het antwoord op vraag 5.
In de Europese Unie (EU) vindt de uitwisseling van informatie tussen de politiediensten voornamelijk plaats op grond van artikel 39 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO2). Daarin is opgenomen dat politiediensten elkaar, met inachtneming van het nationale recht en binnen de grenzen van hun bevoegdheden, wederzijds bijstand verlenen ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten. Artikel 27 van het Verdrag van Prüm3 bouwt hierop voort. Op grond van artikel 126, derde lid, SUO zijn de lidstaten gehouden over te gaan tot verbetering of vernietiging van verstrekte gegevens als deze onjuist zijn.
Voor landen buiten de EU zijn de criteria leidend die bij en krachtens de Wet politiegegevens4 zijn geformuleerd. In lid 5 van artikel 17 van de Wet politiegegevens staat dat politiegegevens alleen worden verstrekt als bij de ontvangende instantie voldoende waarborgen aanwezig zijn voor een juist gebruik en voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In de praktijk betekent dit, dat de ervaringen met rechtshandhavingsdiensten in een land mede bepalend zijn voor de beslissing of persoonsgegevens op politieel niveau worden uitgewisseld. Voor die landen waarmee Nederland weinig samenwerkt, zal per geval afzonderlijk moeten worden afgewogen of, gelet op de aard van de verzochte informatie en het doel waarvoor het wordt gevraagd, de verstrekking van informatie gerechtvaardigd is.
Afzonderlijke afspraken over het verwijderen van informatie van personen die in Nederland niet langer verdacht zijn, zijn niet gemaakt.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Rik Janssen (SP) en Hennis-Plasschaert (VVD) over het bericht dat Nederland de Verenigde Staten nauwgezet op de hoogte houdt van lopende terreuronderzoeken (ingezonden 1 april 2011) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.