Ingediend | 17 maart 2011 |
---|---|
Beantwoord | 11 april 2011 (na 25 dagen) |
Indiener | Manja Smits |
Beantwoord door | Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z05463.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2173.html |
Ik heb er kennis van genomen dat er voor de sector onderwijs sprake is van een toename van het aantal ingeschreven zzp’ers bij de Kamer van Koophandel. Of de toename van het aantal inschrijvingen ook duidt op een toenemend gebruik van flexibele arbeidscontracten in het onderwijs is op grond van deze cijfers echter niet te zeggen.
Ik ga uit van de gegevens van het CBS over de inzet van personeel dat niet in dienst is van de onderwijsinstellingen. De meest recente gegevens van het CBS dateren uit 2007. Volgens deze gegevens2 kwam het aandeel van deze uitgaven in 2007 uit op 4 procent van alle personele uitgaven, maar het verschilde sterk per sector. Het aandeel was het hoogst in het hoger beroepsonderwijs (10 procent) en middelbaar beroepsonderwijs (8 procent). Het uitgavenaandeel voor personeel dat niet in dienst is van de instelling was voor het primair (1 procent) en voortgezet onderwijs (2 procent) het laagst.
Het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) heeft in 2010 een onderzoek laten uitvoeren naar de «diversiteit aan arbeidsovereenkomsten». Dit onderzoek was vooral verkennend van aard. Het blijkt dat een toename van tijdelijke en flexibele arbeidscontracten op scholen en onderwijsinstellingen te maken heeft met een grotere financiële vrijheid, het flexibel kunnen inspelen op fluctuerende leerlingen- en studentenaantallen, schaalvergroting, arbeidsmarktontwikkelingen, project- en contractactiviteiten. Momenteel laat het SBO een vervolgonderzoek uitvoeren, waarbij wordt gekeken naar de mate waarin de verschillende contractvormen in de praktijk voorkomen en wat de ervaringen van werkgevers en werknemers hiermee zijn.
Voor de beantwoording van deze vraag wacht ik de resultaten van bovengenoemd vervolgonderzoek af.
Bij het antwoord op vraag 2 heb ik uiteen gezet waarom scholen kiezen voor meer flexibiliteit in de inzet van hun personeel. Ik vind dat begrijpelijke redenen om te kiezen voor een flexibele schil rondom de onderwijsorganisatie. De ervaringen van werkgevers en werknemers komen aan de orde in eerder genoemd vervolgonderzoek.
Zoals u bij het antwoord op vraag 2 heeft kunnen lezen laat SBO momenteel een vervolgonderzoek uitvoeren. Aanvullend onderzoek is daardoor (vooralsnog) niet nodig.
Allereerst wil ik benadrukken dat dit vooral een zaak is van de sector zelf. Het zijn ook sociale partners zelf geweest die dit onderwerp op de agenda hebben gezet.
Ik wacht de uitkomsten van het vervolgonderzoek van SBO naar de omvang van flexibele arbeidscontracten en het effect op de arbeidssfeer, de organisatie en de onderwijskwaliteit af.