Ingediend | 1 maart 2011 |
---|---|
Beantwoord | 16 maart 2011 (na 15 dagen) |
Indiener | Ronald Plasterk (PvdA) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | financiën inkomensbeleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z04068.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1830.html |
Ja.
Over enkele weken zal het CPB het Centraal Economisch Plan (CEP) presenteren, waarin – naast een actualisatie van de ramingen voor 2011 – een eerste raming staat van de koopkrachtontwikkeling in 2012 voor verschillende groepen huishoudens. Dit geeft echter nog lang niet het definitieve koopkrachtbeeld voor 2012 weer. Niet alleen is de ontwikkeling van lonen en prijzen in 2012 nog hoogst onzeker, ook is het beleid voor 2012 nog maar ten dele ingevuld. Onder meer moet nog besluitvorming plaatsvinden inzake het pensioendossier, verwachten wij de uitkomsten van de integrale beoordeling van kindregelingen, en moeten nog de Voorjaarsbesluitvorming rond de uitgavenontwikkeling en de Augustusbesluitvorming rond de koopkracht- en lastenontwikkeling plaatsvinden.
Ofwel: het is – ook na publicatie van het CEP – nog te vroeg om uitspraken te doen over het koopkrachtbeeld in 2012. Bij het opstellen van de komende SZW-begroting zal het kabinet het integrale koopkrachtbeeld 2012 bezien. Pas na deze besluitvorming is een discussie over de koopkracht in de Tweede Kamer aan de orde.
Zie antwoord vraag 2.
Het beleid van dit kabinet is ingegeven door de harde realiteit dat de overheidsfinanciën door de crisis zijn ontspoord. Er zijn nu forse ombuigingen nodig om onze welvaart en werkgelegenheid veilig te stellen en Nederland sterker uit de crisis te laten komen. Bij de ombuigingen staan de principes «werk boven uitkering» en «werk moet lonen» centraal. Hierbij is het lastig te mijden dat op het moment dat bezuinigd wordt op de overheidsuitgaven, juist diegenen geraakt worden die geld van de overheid krijgen. Echter, ook na deze bezuinigingen zullen nog steeds de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.
Zie antwoord vraag 4.