Ingediend | 10 februari 2011 |
---|---|
Beantwoord | 2 maart 2011 (na 20 dagen) |
Indiener | Jeroen Recourt (PvdA) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z02692.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1605.html |
Ja.
De geïnterviewden in deze uitzending refereerden aan het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 31 753, nr. 25). Dit ontwerpbesluit is in het kader van de voorhangprocedure aan uw Kamer voorgelegd. Het ontwerpbesluit is verder ter consultatie toegezonden aan verschillende partijen, waaronder de Nederlandse orde van advocaten (NOvA). Ik wacht de uitkomsten van deze consultaties af, en zal die betrekken bij de verdere vormgeving van het ontwerpbesluit, waarvan de vergoedingsregeling deel uitmaakt. Op verzoek van uw Kamer om ter zake van dit ontwerpbesluit geen onomkeerbare stappen te nemen, heb ik het besluit aangehouden in afwachting van een algemeen overleg op 9 maart aanstaande over onder meer dit onderwerp.
De regeling zoals opgenomen in het ontwerpbesluit houdt in de praktijk overigens geen halvering van de tarieven van advocaten in. Op basis van de bestaande wettelijke regeling krijgt de advocaat 1,5 punt (ca. 168 euro) vergoed voor verleende piketrechtsbijstand in het kader van de inverzekeringstelling. Als gevolg van de uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Salduz c.s. heeft sinds eind 2008 iedere verdachte recht op toegang tot een advocaat voorafgaand aan het eerste politieverhoor, ongeacht de vraag of hij op dat moment in verzekering is gesteld. Daardoor vindt een belangrijk deel van de rechtsbijstandverlening die voorheen plaatsvond tijdens de fase van inverzekeringstelling, nu eerder plaats, namelijk voorafgaand aan het eerste politieverhoor. De categorie verdachten die aanspraak kan maken op rechtsbijstand is daardoor groter dan voorheen. De verdachte krijgt maximaal een half uur de gelegenheid om met een advocaat te spreken. Het overige deel van de piketrechtsbijstand vindt sinds Salduz nog altijd plaats na afloop van het politieverhoor, namelijk wanneer de verdachte nadien alsnog in verzekering wordt gesteld.
Om hiermee rekening te houden, is ook de vergoeding gesplitst en verdeeld over de twee momenten waarop de rechtsbijstandverlening plaatsvindt. Voor verleende rechtsbijstand voorafgaand aan het verhoor wordt 0,75 punt (ca. 84 euro) vergoed. Indien de verdachte na het verhoor in verzekering wordt gesteld, dan wordt voor de verleende bijstand in die fase eveneens een vergoeding van 0,75 punt toegekend. Verleent een advocaat zowel voor als na het verhoor piketrechtsbijstand, dan ontvangt hij in de nieuwe situatie in totaal dezelfde vergoeding voor verleende rechtsbijstand als voor Salduz, namelijk 1,5 punt. Van halvering van de vergoeding is dus geen sprake.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Ik heb niet gesteld dat de kosten die verbonden zijn aan de eisen die het EHRM stelt eenzijdig bij de advocatuur zouden moeten liggen. Er zijn verschillende mogelijkheden om met deze kosten om te gaan, en ik kom hierover nog met uw Kamer te spreken. Ik heb slechts willen aangeven dat een verruiming van het recht op rechtsbijstand niet automatisch betekent dat de overheid ook in alle gevallen gehouden is om alle daarmee gemoeide kosten te dragen.
Zoals aangegeven in mijn antwoord op eerdere Kamervragen over de uitspraak in de zaak Brusco (Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel 664) leidt deze uitspraak niet tot de conclusie dat de raadsman in het algemeen tijdens het verhoor aanwezig moet kunnen zijn.