Ingediend | 8 februari 2011 |
---|---|
Beantwoord | 10 mei 2011 (na 91 dagen) |
Indieners | Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
Beantwoord door | Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z02441.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2456.html |
Ja.
Ik deel deze visie niet. Rekening houden met het gegeven dat een toegenomen deel van de Nederlandse bevolking zich tot het islamitische geloof rekent, is geen islamisering, maar bij uitstek uiting van de westerse waarden van geloofsvrijheid en tolerantie.
Daartoe ben ik niet bereid. Het College van Bestuur is verantwoordelijk voor de gang van zaken op een instelling van hoger onderwijs en mitsdien bevoegd om ook in dezen beslissingen te nemen binnen de algemeen geldende wettelijke kaders. In beginsel staat het de instelling vrij om geloofsbeleving te faciliteren, uiteraard met inachtneming van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). Deze wet bevat een verbod op het maken van onderscheid op grond van onder meer godsdienst. Een onderwijsinstelling is hier als werkgever en als aanbieder van onderwijs aan gehouden. Indien een werknemer of student meent dat een onderwijsinstelling in strijd met de Awgb handelt, en men er intern niet uitkomt, dan is het mogelijk om – al dan niet gezamenlijk – een oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling te vragen en/of het geschil aan de rechter voor te leggen. Overigens geeft de betrokken hogeschool in de voorlichting op haar website aan dat het gaat om een rituele wasruimte die door iedereen gebruikt kan worden.
Deze mening onderschrijf ik niet. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Geen. Zie de antwoorden op vragen 3 en 4.