Ingediend | 26 januari 2011 |
---|---|
Beantwoord | 18 februari 2011 (na 23 dagen) |
Indiener | Marianne Thieme (PvdD) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z01419.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1491.html |
Ja.
Het probleem op dit bedrijf was niet gelegen in het voeren van de rundveestapel, maar in de huisvesting. In de stal waar ruim 100 koeien zijn weggehaald, hadden de ligplaatsen een klei-ondergrond. Dit leverde in combinatie met mest problemen op. Ook de klimaatomstandigheden speelden een belangrijke rol bij het ziek worden van de veestapel.
Op het bedrijf zijn 205 kalveren achtergebleven. Deze dieren verblijven in een andere stal, waar de huisvesting wel voldoet. De ondergrond bestaat hier uit een betonvloer met daarop rubbermatten. De nVWA heeft hier geen problemen geconstateerd ten aanzien van het dierenwelzijn. Inbeslagname van deze dieren is daarom niet nodig.
De nVWA controleert wekelijks de stand van zaken op het bedrijf. Als zich toch problemen voordoen met de nog aanwezige dieren, zullen alsnog passende maatregelen worden genomen.
Zie antwoord vraag 2.
Bij de controle in januari 2011 heeft de nVWA geconstateerd dat het rundvee geen droge ligplaats had, dat meerdere runderen in meer of mindere mate kreupel waren, dat meerdere kalveren ziek waren en dat er 73 kadavers van met name nuchtere kalveren (nuka’s) aanwezig waren. Ruim 100 dieren zijn afgevoerd en namens mij in bewaring genomen. De betreffende dieren staan onder structureel toezicht van een dierenarts. Verder heeft de veehouder op mijn verzoek ruim 140 dieren verkocht aan derden.
De komende periode controleert de nVWA wekelijks het bedrijf. De veehouder mag pas weer dieren aanvoeren zodra de huisvesting op een zodanige manier is aangepast dat welzijnsproblemen worden voorkomen. Daarnaast moet de veehouder verbeteringen doorvoeren in de bedrijfsvoering. Het project Toekomst, van LTO-Nederland en de GD, is hierbij behulpzaam. Het project Toekomst is gericht op het bieden van hulp bij het aanpakken van de structurele oorzaken van dierverwaarlozing door ondernemers.
Tegen de ondernemer is een proces-verbaal opgemaakt.
Zie het antwoord op de vragen 2 en 4 van de leden Koopmans en Ormel (CDA) (nVWA/2011/2352).
Zie antwoord vraag 6.
Zie antwoord vraag 6.
Zoals al eerder in beantwoording van Kamervragen2 is aangegeven, biedt de huidige wetgeving de mogelijkheid om in bepaalde gevallen een houdverbod op te leggen. Het is aan de rechter om al dan niet een houdverbod op te leggen.
Ik wijs u in dit verband op het bij de Eerste Kamer aanhangige initiatiefwetsvoorstel van de leden Ormel en Jacobi (Kamerstukken I, 30 511, nr. A) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht onder meer in verband met het verhogen van het maximaal op te leggen houdverbod van maximaal 3 naar maximaal 10 jaar. Het bestaande houdverbod wordt in dit voorstel, door verhoging van de maximaal op te leggen periode voor een houdverbod, effectiever gemaakt.