Ingediend | 21 januari 2011 |
---|---|
Beantwoord | 23 februari 2011 (na 33 dagen) |
Indiener | Sharon Dijksma (PvdA) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
Onderwerpen | economie ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z01077.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1534.html |
Ja.
Dit is niet goed vast te stellen. In de Kennis en Innovatie Foto 2011 wordt er melding van gemaakt dat in landen als Duitsland, Frankrijk, Denemarken en Finland vast wordt gehouden aan een hoog niveau van publieke investeringen in kennis en innovatie. Concrete getalsmatige vergelijkingen van deze landen met Nederland worden daarbij niet gemaakt.
Voorafgaand aan de crisis lagen de publieke middelen voor onderzoek en ontwikkeling in Nederland en Denemarken ruim boven het OESO-gemiddelde. Duitsland, Finland en Frankrijk stegen sterker boven het OESO-gemiddelde uit (met 0,11–0,17% van het bruto binnenlands product). Uit een overzicht van de Europese Commissie blijkt dat de crisismaatregelen in Nederland voor R&D in 2009–2010 in de pas lopen met die in andere EU-landen. Er is geen internationaal vergelijkend beeld beschikbaar van het verwachte verloop van de publieke middelen voor onderzoek en ontwikkeling in de komende jaren.
De Nederlandse R&D-uitgaven in de publieke sector zijn sterk bovengemiddeld ten opzichte van de EU. Nederland presteert echter aanzienlijk benedengemiddeld als het gaat over private R&D-uitgaven. De afgelopen jaren is zelfs sprake geweest van een vergroting van de achterstand ten opzichte van het EU-gemiddelde. Vooral het laatste vraagt bijzondere aandacht. Het is belangrijk dat de neerwaartse ontwikkeling doorbroken wordt.
Om de kenniseconomie te versterken gaat het niet primair om meer geld. Het gaat er om een samenhangend en effectief beleid te voeren dat de innovatie- en concurrentiekracht versterkt. Het kabinet kiest voor een nieuwe aanpak van het bedrijfslevenbeleid. De hoofdlijnen daarvan worden beschreven in de brief «Naar de top», die op 4 februari naar de Tweede Kamer is gestuurd.
De crisismaatregelen hebben steun geboden aan de innovatieve activiteiten van bedrijven gedurende een forse economische terugval. Het was verstandig dat beleid gevoerd werd om te voorkomen dat een tijdelijke crisis structurele schade toebrengt aan het innovatief vermogen van de economie. De economie ontwikkelt zich nu weer in die mate dat de maatregelen niet meer nodig zijn. Het nieuwe beleid is erop gericht om de innovatie- en concurrentiekracht op de lange termijn
te vergroten. Zoals vermeld in antwoord op vraag 4 is dat niet primair een kwestie van meer geld.