Ingediend | 12 januari 2011 |
---|---|
Beantwoord | 14 februari 2011 (na 33 dagen) |
Indiener | Manja Smits |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
Onderwerpen | basisonderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z00377.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1415.html |
Mijn beeld van de financiële positie van onderwijsstichting SKOZOK is grotendeels gebaseerd op het meest recente jaarverslag waarover ik beschik; dat van 2009. Het jaarverslag 2009 van onderwijsstichting SKOZOK laat zien dat het positieve resultaat van de jaren daarvoor in 2009 is omgeslagen in een negatief resultaat. Een negatief resultaat hoeft op zichzelf geen probleem te zijn; dit kan ook het gevolg zijn van investeringen ten laste van het vermogen. Eind 2009 waren de vermogenspositie en de liquiditeit van SKOZOK uitstekend.
Uit de gegevens waarover ik beschik komt het beeld naar voren dat het dalende aantal leerlingen de afgelopen jaren door het schoolbestuur niet is vertaald in een daling van het aantal leraren. In het jaarverslag 2009 merkt het schoolbestuur zelf op dat het tekort met name wordt veroorzaakt door een te hoge personele inzet. Dit heeft het schoolbestuur mij ook bevestigd. Ook blijkt uit datzelfde jaarverslag dat het bestuur in 2009 nog geen gebruik maakte van een meerjarenbegroting. Dit onderstreept het belang van de acties die ik samen met de PO-raad onderneem om de financiële deskundigheid te bevorderen.
Als gevolg van de bezuinigingen heeft het schoolbestuur circa € 360 000 minder ontvangen op een totale lumpsumuitkering van circa € 26,5 miljoen. Het schoolbestuur SKOZOK is vrij in de wijze waarop zij de bezuiniging vormgeeft en legt daar horizontaal verantwoording over af. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Ja, de verandering in de lumpsumuitkering waar besturen als gevolg van de bezuinigingen mee geconfronteerd worden, is van dezelfde omvang als de budgetschommelingen die jaarlijks worden veroorzaakt door veranderende leerlingaantallen. In het geval van SKOZOK bedraagt de percentuele verandering van de lumpsumuitkering iets meer dan 1%, terwijl de schommelingen in de lumpsum zonder de bezuiniging zich jaarlijks tussen de 1% à 2% bevinden.
Het vorige kabinet heeft een duidelijk signaal afgegeven aan de besturen om het primaire proces bij de uitwerking van de bezuinigingen te ontzien. Uiteindelijk zijn het echter de schoolbesturen die in overleg met directeuren en medezeggenschapspartners de bezuinigingen concreet invulling geven, daarbij rekening houdend met de individuele situatie en behoefte van de school. Dat kan ertoe leiden dat schoolbesturen afwijken van de richting die vanuit het Rijk is meegegeven.
Het bestuur is vrij in de keuzes die het maakt inzake de financiële huishouding. Dit gaat in overleg met directeuren en medezeggenschapspartners. Het schoolbestuur legt daar vervolgens horizontaal verantwoording over af. Dit geldt ook voor de keuzes die in bovenstaande vragen besloten liggen.
De genoemde secundaire arbeidsvoorwaarden zijn onderdeel van de decentrale CAO; eventuele veranderingen in deze arbeidsvoorwaarden worden overeengekomen tussen de werkgeversorganisatie (PO-Raad) en de vakbonden. De secundaire arbeidsvoorwaarden voor het primair onderwijs zijn per 1 augustus 2006 gedecentraliseerd. Vanaf deze datum maakt de minister van OCW met de vakbonden in de centrale CAO Primair Onderwijs uitsluitend nog afspraken over de zogeheten protocolonderwerpen (algemene salarisontwikkeling, algemene arbeidsduur en bovenwettelijke sociale zekerheid). Over de overige onderwerpen worden afspraken gemaakt in de decentrale CAO PO.
Van een aantal schoolbesturen heb ik brieven ontvangen waarin zij de zorg uitspreken het primaire proces niet te kunnen ontzien als gevolg van de bezuinigingen. De SP heeft mij tijdens de begrotingsbehandeling het rapport «Minder geld, grotere klassen» aangeboden, waarin op basis van een enquête onder een aantal schoolbesturen wordt ingegaan op het effect van de bezuinigingen op het primaire proces. Ik kom daar binnenkort in een brief aan uw Kamer op terug.
De maatregelen bij passend onderwijs staan niet op zichzelf maar zijn onderdeel van een breder pakket met naast bezuinigingen ook investeringen van vergelijkbare omvang. Binnen de onderwijsbegroting worden de prioriteiten herschikt ten gunste van de kwaliteit van het onderwijs. In het kader van mijn plannen voor passend onderwijs heb ik de Kamer over de financiële gevolgen voor de sector geïnformeerd.
In het belang van de onderwijskwaliteit en de rechtmatige en doelmatige besteding van middelen vind ik dat financieel wanbeheer in het algemeen niet zonder consequenties kan blijven. Bestuurders dienen zich intern en extern te verantwoorden. Tot welke consequenties de interne verantwoording kan leiden is afhankelijk van de gekozen rechtspersoonlijkheid en de statutaire bepalingen van de rechtspersoon. Op basis van de externe verantwoording ziet de Inspectie van het Onderwijs toe op de rechtmatige besteding van middelen en spreekt zij besturen aan op de doelmatige inzet van middelen.
Vooraleerst is het onvermijdelijk dat een daling van het aantal leerlingen leidt tot een daling van de bekostiging; van schoolbesturen wordt gevraagd hun formatie hierop aan te passen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het stelsel wil ik primair de kwaliteit, toegankelijkheid en diversiteit van het onderwijsaanbod borgen, ook in krimpgebieden. Om adequaat op de gevolgen van krimp in te kunnen spelen is kennis nodig. Daartoe wordt er momenteel een aantal onderzoeken uitgevoerd rond het onderwerp krimp. Een belangrijke vraag in deze onderzoeken is of krimp inderdaad tot financiële moeilijkheden leidt voor schoolbesturen. Op basis van de uitkomsten van de onderzoeken zal ik mij beraden op eventuele vervolgstappen. Daarnaast werk ik aan een experimenteerartikel in de WPO, zodat kan worden geëxperimenteerd met een herschikking van voorzieningen en vergaande sectoroverstijgende samenwerking. Daarmee wordt meer ruimte gecreëerd om tot onconventionele oplossingen te komen om een kwalitatief goed en divers opleidingsaanbod in stand te houden.