Ingediend | 31 december 2010 |
---|---|
Beantwoord | 1 februari 2011 (na 32 dagen) |
Indiener | Sharon Gesthuizen (GL) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z20230.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1261.html |
Met ingang van 1 januari 2011 wordt het aantal formatieplaatsen voor de geestelijke verzorging bij DJI verminderd. Dit is het directe gevolg van het teruggelopen aantal ingeslotenen in de Justitiële Inrichtingen. Daarnaast spelen de effecten van de zogeheten voorkeurspeiling die in 2008, 2009 en 2010 heeft plaatsgevonden.
De voorkeurspeiling is een wetenschappelijk verantwoord onderzoek dat gedurende de hierboven vermelde drie opeenvolgende jaren is uitgevoerd onder een representatief deel van de ingeslotenen naar hun voorkeur voor de verschillende denominaties. In de Penitentiaire beginselenwetten is namelijk opgenomen dat er in elke Justitiële Inrichting voldoende geestelijke verzorging moet zijn, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de ingeslotenen. Hierbij dient overigens aangetekend te worden dat de religie of levensovertuiging, waartoe men zichzelf rekent, niet automatisch ook de denominatie is waarvan men geestelijke verzorging wil ontvangen. Die keuze kan voor iedere individuele ingeslotene anders uitvallen.
Op grond van de voorkeurspeiling bestaat nu een representatief beeld van de (daadwerkelijke) behoefte aan geestelijke verzorging onder ingeslotenen. Daaruit blijkt dat de vraag naar sommige denominaties is gegroeid en naar andere is gedaald. (Dat laatste is het geval bij de protestantse en de humanistische geestelijke verzorging. Op basis van de drie achtereenvolgende voorkeurspeilingen is sprake van een percentage van 12,3% van de ingeslotenen met een voorkeur voor humanistisch geestelijke verzorging).
Ja, het onderzoek «Geestelijke verzorging in detentie. Visie van ingeslotenen op behoefte en aanbod» is mij bekend. De conclusies van dit onderzoek dat een derde van de gedetineerden niet godsdienstig is en bovendien lang niet alle gelovige gedetineerden specifiek behoefte hebben aan godsdienstige geestelijke verzorging, staan mijns inziens niet haaks op het terugbrengen van de formatie voor humanistisch geestelijke verzorging. Evenmin is sprake van een inbreuk op artikel 41 van de Penitentiaire beginselenwet.
In het onderzoek «Geestelijke verzorging in detentie» is met name onderzocht of men behoefte heeft aan geestelijke verzorging en zo ja, of de inhoud van de huidige geestelijke verzorging in detentie aansluit op de wensen op het gebied van geestelijke verzorging van ingeslotenen.
In dit onderzoek is niet aan de respondenten de vraag gesteld naar welk type denominatie hun voorkeur uitgaat. Die vraag is wel expliciet gesteld in de voorkeurspeiling die ik in het antwoord op vraag 1 heb toegelicht. Met behulp van de voorkeurspeiling is derhalve veel preciezer in beeld gebracht welke voorkeur men daadwerkelijk uitspreekt en op basis daarvan heeft de nieuwe verdeling plaatsgevonden.
Zie antwoord vraag 2.
Bij het bepalen van het aantal formatieplaatsen dat beschikbaar dient te worden gesteld voor geestelijke verzorging wordt de algemeen aanvaarde norm van 1 geestelijke verzorger op 90 ingeslotenen gehanteerd.
Er wordt geen centrale registratie bijgehouden van het aantal beklagzaken van ingeslotenen over de daadwerkelijke beschikbaarheid van geestelijke verzorgers. In zijn algemeenheid geldt dat geestelijk verzorgers hun taken onbelemmerd moeten kunnen vervullen. Het dagprogramma mag de realisering van het grondrecht van vrijheid van godsdienst of levensovertuiging niet in de weg staan. Ook arbeid is geen reden tot beperking van uitoefening van dit recht. In het recente verleden is er met name in het kader van de implementatie van het Programma Modernisering Gevangeniswezen (MGW) een korte periode geweest waarin binnen enkele vestigingen niet steeds alle beschikbare diensten vanuit de geestelijke verzorging in het programma konden worden ondergebracht. Inmiddels zijn hier heldere afspraken over gemaakt waardoor de geestelijke verzorging is geïntegreerd in het nieuwe dagprogramma van het gevangeniswezen. Met de implementatie van het nieuwe dagprogramma wordt per 1 februari 2011 een aanvang gemaakt. Voor de zomer van dit jaar hebben alle vestigingen het nieuwe dagprogramma ingevoerd.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
Nee, ik ben niet van mening dat een nieuwe verdeling, waarbij tenminste 30 procent van de geestelijke verzorging uit humanistische verzorging bestaat, evenwichtiger zou zijn en meer recht zou doen aan de bevolkingssamenstelling en de daadwerkelijke behoefte van gedetineerden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is de religie of levensovertuiging, waartoe men zichzelf rekent, niet automatisch ook de denominatie waarvan men geestelijke verzorging wil ontvangen. Op basis van de drie achtereenvolgende voorkeurspeilingen is sprake van een percentage van 12,3% van de ingeslotenen met een voorkeur voor humanistisch geestelijke verzorging.Ik zie dan ook geen aanleiding om te komen tot een andere verdeling.
Zie antwoord vraag 8.
Ja.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen (SP) van uw Kamer aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de korting op de humanistisch geestelijke verzorging voor gedetineerden (ingezonden 31 december 2010) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.