Ingediend | 23 december 2010 |
---|---|
Beantwoord | 3 februari 2011 (na 42 dagen) |
Indiener | Agnes Wolbert (PvdA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z20118.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1290.html |
Ik ken het bericht. De bron waarop het bericht zich baseert, de «Rapportage inkomensgegevens van bestuurders van zorginstellingen uit de jaarverslagen-2010» is door mij opgesteld en aan de Kamer aangeboden (TK 30 111, nr. 52, blg 93799). Die publicatie gebruik ik voor de onderstaande beantwoording.
In paragraaf 2.3 van de genoemde rapportage staat dat de Beloningscode Bestuurders in de zorg (BBZ), op 1 september 2009 door de achterbannen van toezichthouders en bestuurders in de zorg is geaccordeerd en dat die alleen geldt voor nieuwe contracten. Daardoor kon die nieuwe norm in 2009 nog niet normstellend zijn voor de inkomens van de zittende zorgbestuurders. Naleving van de «BBZ-norm» was in 2009 de facto dus niet mogelijk.
Uit de aangehaalde paragraaf 2.3 van de rapportage blijkt dat de Balkenendenorm een norm is die niet in de zorg wordt toegepast en dat die ook te globaal is om te worden toegepast. Die is immers onafhankelijk van de omvang van de instelling en van de complexiteit van het productieproces, van de functiezwaarte dus. Juist om die reden is de BBZ ontwikkeld, Die houdt wél rekening met de diversiteit aan functiezwaartes van de verschillende zorgbestuurders én met de in de zorg bestaande salarisgebouwen die in de zorgcao’s zijn vastgelegd voor niet-zorgbestuurders.
Uit de tabel 4 van de rapportage blijkt overigens dat 19% van de zorgbestuurders boven de Balkendenorm uit kwam en dus niet «meer dan de helft».
Een formeel instrumentarium om de inkomens in de publieke en de semipublieke sectoren te normeren bestaat nog niet. De ontwikkeling ervan vergde grote zorgvuldigheid omdat het een complex bestuurlijk en juridisch probleem is. De wordingsgeschiedenis van het instrumentarium, waar de Kamer van begin af aan bij betrokken is, is gestart met de adviesaanvraag erover bij de commissie-Dijkstal.
Het resultaat, het wetsvoorstel voor de normering van de topinkomens in de publieke en de semipublieke sectoren, heeft de in casu verantwoordelijke minister, die van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 14 januari 2011 aan de Kamer aangeboden (TK 32 600).
De motie zal bij de behandeling van het wetsvoorstel aan de orde kunnen komen.