Ingediend | 22 december 2010 |
---|---|
Beantwoord | 3 februari 2011 (na 43 dagen) |
Indiener | Paul Ulenbelt |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z20075.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1284.html |
Profundo heeft een onderzoek uitgevoerd naar de beleggingen van negen grote bedrijfstakpensioenfondsen. Daarbij is gebruik gemaakt van de meest recente overzichten van de aandelen- en obligatiebeleggingen op de websites van de fondsen. Gekeken is naar de beleggingen in bedrijven die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van (in de meeste gevallen) onderdelen van overbrengingsmiddelen of onderdelen van de volgende wapens: chemische wapens, clustermunitie, fosformunitie, kernwapens, landmijnen en munitie met verarmd uranium. Profundo concludeert dat vijf van de negen onderzochte bedrijfstakpensioenfondsen beleggingen in bedrijven niet uitsluiten die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van onderdelen van overbrengingsmiddelen en onderdelen van kernwapens. Verder zijn er geen beleggingen gevonden van pensioenfondsen in bedrijven waarvan met zekerheid kan worden vastgesteld dat zij één of meer van de overige genoemde wapens (o.a. clustermunitie) produceren.
Onderzoeken zoals die van Profundo acht ik nuttig, doordat ze een bijdrage kunnen leveren aan de discussie binnen pensioenfondsen over het beleggingsbeleid.
De wetgeving schrijft voor dat pensioenfondsen op een prudente wijze dienen te beleggen en dat de beleggingen plaatsvinden in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden. De overheid heeft hier slechts een beperkte rol, gericht op zekerstelling dat de gedane toezeggingen ook kunnen worden nagekomen.
Pensioenfondsen hebben derhalve een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van hun beleggingsbeleid. Omdat fondsen van mening kunnen verschillen over het al dan niet acceptabel zijn van bepaalde beleggingen, kunnen zij hun beleggingsbeleid op verschillende wijze invullen.
Uit de reacties en de beleidslijnen ten aanzien van verantwoord beleggen van enkele van de onderzochte bedrijfstakpensioenfondsen blijkt dat zij er voor hebben gekozen om de nationale wetgeving en internationale verdragsverplichtingen van de Nederlandse overheid als norm te hanteren.
Doordat fondsen met hun beleggingsbeleid binnen de wettelijke kaders blijven, is er geen aanleiding tot enig handhavend of corrigerend optreden door de overheid. Dat neemt niet weg dat er vanuit maatschappelijk oogpunt veel belang wordt gehecht aan verantwoord beleggen. Ook fondsen zijn zich hier steeds meer van bewust. De inventarisatie van de pensioenkoepels VB, OPF en UvB van 21 december 2009 laat zien dat steeds meer fondsen een beleid voor verantwoord beleggen formuleren (Kamerstukken II 2009/10, 30 413, nr. 140). Dat dit nog niet overal gemeengoed is, betekent dat het nuttig is te bevorderen dat het onderwerp van verantwoord beleggen op de agenda van de fondsen blijft staan. Voor de goede orde merk ik daarbij op dat de pensioenkoepels, inmiddels samengegaan in de Pensioenfederatie, hun inventarisatie van het beleggingsbeleid van fondsen in 2012 zullen herhalen. Verder zal ik, zodra ik weer met de Pensioenfederatie spreek, het onderwerp van verantwoord beleggen nogmaals aan de orde stellen.
Het beleggingsbeleid van het ABP blijft binnen de wettelijke kaders waarin beleggingen in bedrijven die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van (in de meeste gevallen) onderdelen van overbrengingsmiddelen of onderdelen van kernwapens niet verboden zijn (zie antwoord op vraag 2). De minister van BZK, als overheidswerkgever, zal zijn positie dan ook niet gebruiken om de beleggingen van het ABP in de hiervoor genoemde bedrijven te beëindigen. Dat neemt niet weg dat hij regelmatig met het ABP-bestuur overlegt over de duurzaamheid van het beleggingsbeleid. Daarbij zal ook het beleggen in bedrijven die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van (in de meeste gevallen) onderdelen van overbrengingsmiddelen of onderdelen van kernwapens ter sprake worden gebracht.
Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid P. Ulenbelt (SP) over investeringen in kernwapens niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is. De reden hiervoor is dat de beantwoording afstemming vergt met de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie.