Ingediend | 21 december 2010 |
---|---|
Beantwoord | 19 januari 2011 (na 29 dagen) |
Indiener | Tanja Jadnanansing (PvdA) |
Beantwoord door | Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z20026.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1118.html |
De reorganisatieplannen van de UvA zijn mij niet bekend. Beslissingen over de bedrijfsvoering van een instelling behoren tot de verantwoordelijkheid van het college van bestuur zoals is vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Met dergelijke beslissingen heb ik geen bemoeienis.
Indien de jaarrekening, voorzien van een accountantsverklaring, mij daartoe aanleiding geeft, kan ik in zeer uitzonderlijke gevallen besluiten te sanctioneren. Vanzelfsprekend kan ik daarnaast overleg plegen met het college van bestuur of met de raad van toezicht. Als de continuïteit van de instelling in gevaar komt kan ik, ingeval van een openbare universiteit zoals de UvA, ingrijpen in de samenstelling van de raad van toezicht.
Ik ga ervan uit dat het College van Bestuur van de UvA een uiterst zorgvuldige afweging maakt als het gaat om de belangen van het personeel, de studenten en de bedrijfsvoering, en de continuïteit van de instelling.
De kwaliteit van het onderwijs is zonder meer belangrijk. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in eerste instantie bij de instelling. Op grond van de WHW wordt kwaliteit op een aantal manieren geborgd, zowel intern als extern (NVAO). Vanaf 1 september 2010 heeft de rvt bovendien expliciet een rol ten aanzien van de kwaliteitsborging. Voor de borging van de kwaliteit van het onderwijs is uiteraard het onderwijspersoneel van belang; de positie van het onderwijspersoneel in rechtspositionele zin is echter een verantwoordelijkheid van de instelling waarmee ik geen bemoeienis heb.
Zie het antwoord op vraag 4.