Ingediend | 13 december 2010 |
---|---|
Beantwoord | 13 januari 2011 (na 31 dagen) |
Indiener | Bruno Braakhuis (GL) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z19211.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1049.html |
Ja.
Als een aanbieder de contractuele voorwaarden wijzigt moet hij hierover transparant zijn naar de klant. Artikel 7.2, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet verplicht de aanbieder de abonnee op genoegzame wijze te informeren als een beding in de overeenkomst wijzigt. Ook is de aanbieder gehouden om ten minste vier weken voordat een voorgenomen wijziging van een beding dat in de overeenkomst is opgenomen van kracht wordt, de abonnee de mogelijkheid te bieden om de overeenkomst kosteloos te beëindigen.
OPTA houdt toezicht op de naleving van deze bepalingen en moet dus beoordelen of KPN zijn abonnees in dit geval op genoegzame wijze heeft geïnformeerd.
Zoals ik hierboven heb aangegeven ziet OPTA toe op de naleving van de verplichtingen in de Telecommunicatiewet. OPTA kan handhavend optreden als aanbieders zich niet aan deze regels houden. Naar aanleiding van de brief van KPN hebben diverse marktpartijen bij OPTA handhavingsverzoeken ingediend vanwege vermeende schending van o.a. artikel 7.2 van de Telecommunicatiewet. Daarnaast vinden deze partijen dat KPN met de wijziging van de algemene voorwaarden en de aanbieding voor twee- en driejarige contracten de toepasselijke marktanalyse besluiten overtreden. OPTA heeft deze handhavingsverzoeken in behandeling; het onderzoek van OPTA loopt nog.
Voor de vraag of het midden- en kleinbedrijf van dezelfde bescherming zou moeten kunnen genieten is het van belang welke ruimte het Europese regelgevende kader (NRF) voor de elektronische communicatie hiervoor biedt. In de Universeledienstrichtlijn zijn bepalingen opgenomen die de eindgebruikers beogen te beschermen. Deze bepalingen zijn geïmplementeerd in de Telecommunicatiewet. Een deel van deze bepalingen is van toepassing op eindgebruikers of abonnees; onder deze begrippen vallen ook zakelijke eindgebruikers of abonnees, waaronder het midden- en kleinbedrijf. Zo worden ook midden- en kleinbedrijven in artikel 7.2 van de Telecommunicatiewet beschermd doordat ze bij een wijziging van de voorwaarden kosteloos hun contract kunnen opzeggen en op genoegzame wijze moeten worden geïnformeerd.
In een aantal gevallen is de bescherming in de richtlijn beperkt tot de consument. De achtergrond hiervan is het beperken van onnodige administratieve lasten voor de aanbieders. Ook in de implementatie in de Telecommunicatiewet wordt de bescherming in dergelijke gevallen overeenkomstig de richtlijn beperkt tot de consument. Lidstaten mogen op grond van de Machtigingsrichtlijn specifieke voorschriften geven die niet rechtstreeks uit de richtlijnen voortvloeien met betrekking tot bescherming van consumenten, maar niet voor de bescherming van andere gebruikers, zoals het midden- en kleinbedrijf.
De verdergaande bescherming die bijvoorbeeld artikel 7.2a van de Telecommunicatiewet biedt aan consumenten tegen stilzwijgende contractverlengingen en lange opzegtermijnen is niet rechtstreeks gebaseerd op een bepaling in de Universeledienstrichtlijn, en kan daarom op grond van de Machtigingsrichtlijn niet worden uitgebreid naar zakelijke abonnees, zoals het midden- en kleinbedrijf.
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van de vorige vraag ben ik gehouden aan hetgeen hierover in Europese regelgeving is bepaald. In het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen dat 13 november 2010 is ingediend bij de Tweede Kamer, wordt de bescherming van het midden- en kleinbedrijf op grond van een wijziging van de Universeledienstrichtlijn uitgebreid. In het wetsvoorstel ter implementatie van het NRF wordt naast de bestaande (actieve) informatieplicht van de aanbieder om consumenten voor of bij het sluiten van een contract te informeren over bepaalde onderwerpen in artikel 7.1 van de Telecommunicatiewet ook een (passieve) informatieplicht ingevoerd jegens het midden- en kleinbedrijf. Als een midden- of kleinbedrijf de aanbieder om de verstrekking van deze informatie verzoekt voor het sluiten van het contract, dan is de aanbieder gehouden deze informatie te geven. De gewijzigde richtlijn staat niet toe dat bepalingen over contracten automatisch van toepassing zijn op het midden- en kleinbedrijf. De achtergrond hiervan is het beperken van onnodige administratieve lasten voor de aanbieders. Verder is ter implementatie van de nieuwe richtlijnen een nieuwe bepaling (artikel 7.2a, tweede lid) in de Telecommunicatiewet voorgesteld op grond waarvan aanbieders aan eindgebruikers, waaronder dus ook het midden- en kleinbedrijf, de mogelijkheid moeten bieden een contract af te sluiten met een looptijd van maximaal twaalf maanden. Verdergaande bescherming van het midden- en kleinbedrijf dan geregeld wordt in de richtlijnen is niet mogelijk, zoals is uitgelegd in de beantwoording van de vorige vraag.
Tijdens dit algemeen overleg heb ik aangegeven dat een volledige beantwoording op zo’n korte termijn niet mogelijk was en dat ik de vragen binnen de daarvoor gestelde termijnen zal beantwoorden.