Ingediend | 15 oktober 2010 |
---|---|
Beantwoord | 17 november 2010 (na 33 dagen) |
Indiener | Kathleen Ferrier (CDA) |
Beantwoord door | Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z14880.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-516.html |
Uit de nadere informatie die mij door de Raad van Toezicht van InHolland is verstrekt, blijkt dat het contract met de heer Dales wordt beëindigd met ingang van 1 januari 2011. Tot die datum ontvangt de heer Dales zijn salaris. Na afloop van het contract wordt hem een schadeloosstelling toegekend. Die schadeloosstelling is ter grootte van één jaarsalaris. Overigens is er in het geval van de heer Dales sprake van een beëindiging van het contract in onderling overleg.
Zoals uit het antwoord op vraag 1 blijkt, klopt de veronderstelling niet dat het salaris gewoon wordt doorbetaald. Ik vind doorbetaling na beëindiging van het dienstverband ongewenst.
Vooruitlopend op de nieuwe Wet normering topinkomens (WNT) hanteer ik de lijn dat de beloning voor bestuurders in het hoger onderwijs, in elk geval niet mag uitstijgen boven 130% van het ministersalaris. Ik heb dit in het spoeddebat met u op 3 november jl. de norm van de Wet normering topinkomens (WNT) genoemd. In de hoogte van de beloning van een bestuurder is het risico op ontslag verdisconteerd. Ingeval van ontslag hanteer ik, tot de inwerkingtreding van de WNT, de lijn dat aan de zgn. kantonrechtersformule wordt getoetst of sprake is van een ondoelmatige besteding van overheidsmiddelen. In de WNT zullen de ontslagvergoedingen worden gemaximeerd.
Op basis van gegevens uit de jaarverslagen van de onderwijsinstellingen onderzoek ik de beloningen, inclusief ontslagvergoedingen, van onderwijsbestuurders. Daarnaast voer ik gesprekken met het onderwijsveld waarin ik mijn visie hierop met hen deel. Bovendien zal ik binnenkort een brief sturen aan de bestuurders in het hoger onderwijs waarin ik mijn beleid over de inkomens van onderwijsbestuurders uiteenzet.
Op basis van de door mij ontvangen informatie over de getroffen regeling bij de beëindiging van het contract van de voormalig voorzitter van het College van Bestuur van Hogeschool InHolland heb ik vastgesteld dat er aanzienlijk verschil is tussen de kosten die daaruit voortvloeien en de kosten die zouden zijn gemaakt als de kantonrechtersformule was toegepast. Het verschil zal ik terugvorderen. Ik heb hierover een brief gezonden aan de Raad van Toezicht van Hogeschool InHolland.