Ingediend | 11 oktober 2010 |
---|---|
Beantwoord | 27 oktober 2010 (na 16 dagen) |
Indiener | Tofik Dibi (GL) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z14502.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-297.html |
Ja.
Naar aanleiding van de Schiedammer parkmoordzaak en de bevindingen van de daarna ingestelde Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) is door mijn ambtvoorganger reeds de noodzaak ingezien te komen tot een modernisering van de herzieningsregeling uit het Wetboek van Strafvordering teneinde de correctie van achteraf onjuist gebleken uitspraken te vereenvoudigen. Het wetsvoorstel hervorming herziening ten voordele dat thans bij de Tweede Kamer aanhangig is (Kamerstukken II 2008/09, 32 045, nr. 2), voorziet in de mogelijkheid om, als er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een «novum», ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag onderzoek te doen verrichten door de procureur-generaal bij de Hoge Raad. Een ieder die veroordeeld is voor een ernstig strafbaar feit2 kan via een raadsman dit verzoek doen. Het onderzoek dat de procureur-generaal verricht, behoeft niet door de verzoeker te worden gefinancierd. Ook de kosten voor rechtsbijstand die in dit kader worden gemaakt, komen voor hen die recht hebben op gesubsidieerde rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten draagt de Staat derhalve. Met het oog hierop acht ik financiële ondersteuning van het in de vraag aangehaalde initiatief niet noodzakelijk.
Nee, ik ben niet van oordeel dat dit voorgestelde voorzieningfonds aantoont dat het bestaande stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand te kort schiet. Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Voor zover in de vraag met particulier initiatief wordt gedoeld op de oprichting van het fonds, deel ik de stelling in de vraag dat een dergelijk initiatief niet nodig zou moeten te zijn om gerechtelijke dwalingen aan het licht te brengen en de gevolgen ervan te herstellen. Ik verwijs u daaromtrent naar mijn antwoord op vraag 2. Dat neemt niet weg dat particuliere initiatieven in individuele zaken nuttig kunnen zijn en effect kunnen hebben. Het wetsvoorstel bevat voldoende mogelijkheden om gevolg te geven aan particuliere initiatieven.
De CEAS is niet ingesteld als een permanente commissie, maar zal functioneren totdat de wettelijke regeling voor de herziening van strafzaken is gewijzigd. In het bovengenoemde wetsvoorstel wordt zowel voorzien in een definitieve variant van de toegangscommissie van de CEAS, als wordt de CEAS zelf overbodig gemaakt. In het wetsvoorstel wordt namelijk een commissie geïntroduceerd die de procureur-generaal kan adviseren over de wenselijkheid van het doen van nader onderzoek op verzoek van een veroordeelde. Deze adviserende commissie is voor een belangrijk deel vergelijkbaar met de toegangscommissie van de CEAS. Met de onderzoeksmogelijkheid als voorzien in het genoemde wetsvoorstel zal de CEAS zelf overbodig worden, mede gezien het feit dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad meer bevoegdheden krijgt dan de CEAS nu heeft (bijvoorbeeld tot het horen van getuigen onder ede).
Ik verwijs u voor een uitgebreidere uiteenzetting hierover naar de nota naar aanleiding van het verslag bij het genoemde wetsvoorstel (Kamerstukken II 2009/10, 32 045, nr. 6).
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven bereid te zijn excuses aan te bieden aan mevrouw Post.