Ingediend | 8 oktober 2010 |
---|---|
Beantwoord | 17 november 2010 (na 40 dagen) |
Indiener | Wim Kortenoeven (PVV) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z14476.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-510.html |
Ja.
Het dreigingsniveau staat voor Nederland op het moment van beantwoording van deze vragen op «beperkt». De evaluatie van de informatie die ten grondslag ligt aan de genoemde mediaberichten geeft geen aanleiding het dreigingsniveau aan te passen.
Het is juist dat zich in de regio Afghanistan-Pakistan vele jihadisten bevinden die afkomstig zijn uit Europa. Maar zoals in de opeenvolgende rapportages (zoals het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) van de NCTb en het AIVD Jaarverslag over 2009) is aangegeven, is zeer beperkt sprake van jihadgang naar deze regio door personen met een Nederlands paspoort. Van hen is tot op heden een enkeling naar Nederland terug gekeerd. Jihadgang en eventuele terugkeer heeft de aandacht van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De AIVD kan informatie die voortkomt uit onderzoeken hieromtrent in de vorm van een ambtsbericht verstrekken aan het Openbaar Ministerie. Indien uit de informatie van de AIVD blijkt dat personen met de Nederlandse nationaliteit in het buitenland hebben deelgenomen aan terroristische trainingskampen en dat deze personen naar Nederland terugkeren dan zal hiernaar een diepgaand onderzoek worden gedaan. De Nederlandse wetgeving biedt hiervoor in beginsel ook meerdere mogelijkheden, zoals artikel 140a en het op 1 april jongstleden ingevoerde artikel 134a van het Wetboek van Strafrecht. Per geval zal moeten worden beoordeeld of rechtsmacht bestaat en voldoende informatie is verkregen om een aanhouding bij binnenkomst in Nederland te rechtvaardigen.
Zoals vermeld bij het antwoord op vraag 3 is er zeer beperkt sprake van een jihadgang naar deze regio door personen met een Nederlands paspoort. Meer specifieke informatie over de aard en omvang van dit fenomeen wordt met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van uw Kamer gedeeld.
Ik heb kennis genomen van de uitspraken van de heer Wali ur Rehman. Zijn uitspraken zijn meegewogen in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland. De Nederlandse regering beziet voortdurend welke maatregelen moeten en kunnen worden genomen om de kans op een aanslag zoveel mogelijk te beperken. Het is in de eerste plaats aan de autoriteiten in Pakistan om de Pakistaanse taliban en Wali ur Rehman daadkrachtig te bestrijden. Nederland heeft geen verdrag met Pakistan op grond waarvan Pakistan gehouden zou zijn om tot uitlevering van eigen onderdanen over te gaan. Door de Pakistaanse autoriteiten is in 2009 een arrestatiebevel tegen Wali ur Rehman uitgevaardigd en een beloning uitgeloofd voor informatie die kan leiden tot zijn aanhouding. Ook door de Amerikaanse autoriteiten is een beloning van 5 miljoen dollar uitgeloofd voor informatie die kan leiden naar de verblijfplaats van Wali ur Rehman. Op 20 oktober jl. voegde de Veiligheidsraad Wali ur Rehman toe aan de VN-terrorismelijst.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Elissen en Kortenoeven (beiden PVV) van uw Kamer aan de ministers van Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken over de islamitische terreurdreiging tegen infrastructurele doelen in Europa waaronder de Nederlandse luchthaven Schiphol (ingezonden 8 oktober 2010) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.