Ingediend | 23 september 2010 |
---|---|
Beantwoord | 22 november 2010 (na 60 dagen) |
Indiener | Tofik Dibi (GL) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z13429.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-559.html |
Ja.
Exacte cijfers over het aantal personen dat moeilijkheden ondervindt bij het afsluiten van een verzekering zijn niet bekend. Wel geeft het Verbond van Verzekeraars aan dat het om zeer uitzonderlijke gevallen gaat.
Ik deel de mening dat mensen met een strafblad in beginsel op gelijke voet als mensen zonder strafblad in staat zouden moeten zijn om een verzekering af te sluiten. Wel moet hierbij onderscheid gemaakt worden naar de aard van de verzekering. Zo geldt er vanwege het fundamentele karakter van een ziektekostenverzekering een wettelijke acceptatieplicht ten aanzien van het basispakket. Een strafblad speelt in dit geval geen rol.
De verzekeraar moet in staat zijn een hem aangeboden risico op de verzekerbaarheid te beoordelen. Daarom rust op de verzekeringnemer een wettelijke mededelingsplicht (artikel 928 van Boek 7 Burgerlijk Wetboek (BW)). De verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering wil sluiten.
Omtrent zijn strafrechtelijke verleden is de verzekeringnemer slechts verplicht feiten mede te delen voor zover zij zijn voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering vooraf zijn gegaan en voor zover de verzekeraar omtrent het verleden uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld.
Dat verzekeraars bij het afsluiten van verzekeringen informeren naar een eventueel strafrechtelijk verleden is ook gebaseerd op zorgen die bij verzekeraars leven over de verenigbaarheid van die dienstverlening met de op hen rustende verplichtingen op het terrein van de integere uitoefening van hun bedrijf (artikel 3:10, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht: Wft). Deze verplichtingen houden onder meer in dat een verzekeraar dient te beschikken over procedures en maatregelen die erop zijn gericht om de identiteit van een cliënt te verifiëren en om cliënten, producten of diensten op risico's te classificeren.
Bij het classificeren van deze risico’s is het voor een verzekeraar essentieel om te weten of iemand eerder veroordeeld is voor verzekeringsfraude. Verder speelt een dergelijke risicoanalyse alleen een rol voor zover het een verzekering betreft die betrekking heeft op het misdrijf dat is begaan. Als voorbeeld de ontzegging van de rijbevoegdheid; dat is slechts relevant voor een autoverzekering, maar niet voor een reis- of inboedelpolis. Mede door dit soort afwegingen zal het aantal mensen met een strafblad dat problemen ervaart bij het afsluiten van een verzekering in de praktijk laag zijn.
Ik ben geen voorstander van het nemen van op artikel 7:928 lid 5 BW aanvullende wettelijke maatregelen. Een verzekeraar moet tegen misbruik kunnen optreden en op basis van eerdergenoemde risicoanalyse een individuele afweging kunnen maken of hij een cliënt al dan niet een verzekering wil aanbieden; in veel gevallen is toegang tot een verzekering geen absoluut recht.