Ingediend | 14 september 2010 |
---|---|
Beantwoord | 1 oktober 2010 (na 17 dagen) |
Indiener | Arie Slob (CU) |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z12817.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-116.html |
Ja.
Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) mag onder bepaalde, in de wet gegeven, voorwaarden aan de poort worden geselecteerd. Deze voorwaarden mogen niet in strijd zijn met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBHcz). Selecteren op grond van handicap (direct of indirect) mag dus niet.
Overigens wordt in het betreffende artikel specifiek ingegaan op de mogelijk problematische combinatie van dyslexie met het beroep van arts. Graag wil ik benadrukken dat mij geen onderzoeken bekend zijn die mij ervan overtuigen dat dit een onmogelijke combinatie is.
Mocht het zo zijn dat studenten om reden van hun handicap worden afgewezen of niet worden toegelaten, dan is de rechtsbeschermingsprocedure voor studenten van toepassing. Deze procedure is onlangs versterkt en versneld. Ook kan zo nodig de Commissie gelijke behandeling worden ingeschakeld. Deze commissie geeft niet alleen een oordeel in specifieke gevallen, maar geeft ook advies, biedt mediation aan en kan ook zelf een onderzoek instellen.
Zie mijn antwoord op vraag 2. De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte zegt dat een instelling geen onderscheid mag maken op grond van handicap of chronische ziekte. Het verbod van onderscheid houdt mede in dat de onderwijsinstelling verplicht is voor de betreffende student indien nodig doeltreffende aanpassingen te verrichten (tenzij deze voor de instelling een onevenredige belasting vormen). Door deze bepaling krijgen ook studenten met een functiebeperking (handicap of chronische ziekte) een eerlijke kans om een hoger onderwijsdiploma te behalen.
Voor een student met dyslexie zijn tal van aanpassingen/voorzieningen mogelijk (extra tijd bij tentamens, aangepaste leesvormen of leesmateriaal etc.). Ook is, in aansluiting op de protocollen dyslexie in het basis- en voortgezet onderwijs, voor het hoger onderwijs een protocol dyslexie ontwikkeld. Dit protocol biedt handreikingen om begeleiding en beleid met betrekking tot studenten met dyslexie te ontwikkelen en uit te voeren.
De onderwijsinstelling zal in overleg met de student bezien welke voorzieningen adequaat zijn. Dat hangt af van de aard van de functiebeperking, maar ook van de manier waarop de instelling het onderwijs heeft georganiseerd.
De toegankelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs voor studenten met een functiebeperking is van belang. Om die reden is een van de criteria in het nieuwe accreditatiestelsel: de voorzieningen die de toegankelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs voor studenten met een functiebeperking bevorderen. Dit betekent dat dit één van de elementen is waarnaar de NVAO kijkt bij de instellingstoets of de uitgebreide opleidingsaccreditatie.
Een instelling kan beslissen dat een student binnen zijn of haar opleiding slechts toegang heeft tot bepaalde afstudeerrichting(en), de zogenoemde bindende verwijzing. Deze bindende verwijzing is de uitzondering op het principe dat studenten binnen zijn of haar opleiding zelf de afstudeerrichting kan kiezen. Aan deze bindende verwijzingen zijn voorwaarden verbonden: de afstudeerrichtingen dienen naar de aard en inhoud zodanig van elkaar te verschillen dat een dergelijke verwijzing gerechtvaardigd is, en de individuele beslissing dient gebaseerd te zijn op de studieresultaten van de student, op het door de student gevolgde studieprogramma of op een combinatie daarvan. Het instellingsbestuur kan zich dus niet baseren op een (ernstige) beperking, wel op de studieresultaten en/of het studieprogramma van studenten.