Ingediend | 27 augustus 2010 |
---|---|
Beantwoord | 29 september 2010 (na 33 dagen) |
Indiener | Joram van Klaveren (PVV) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z11938.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-96.html |
Ja.
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat het onderzoek niet heeft geleid tot het aanmerken van personen als verdachten.
Bij homofobe incidenten gaat het meestal om een commuun delict met een discriminatoir karakter. Sinds 2008 maakt de politie jaarlijks een landelijk criminaliteitsbeeld discriminatie op basis van alle discriminatie-incidenten die bij de 26 politiekorpsen bekend zijn. Hierin is ook specifiek aandacht voor discriminatie-incidenten op grond van homoseksuele gerichtheid (van belediging tot en met geweld). In 2008 zijn landelijk 380 discriminatie-incidenten op grond van homoseksuele gerichtheid geregistreerd. In 2009 is het aantal incidenten landelijk gezien toegenomen naar 428. In het criminaliteitsbeeld discriminatie 2009 wordt gewaarschuwd voor het trekken van conclusies over een stijging of daling van discriminatie op grond van homoseksuele gerichtheid vanwege de verschillen in registratie tussen de politieregio’s en met name de verschuivingen in het aanleveren van discriminatie-incidenten. Zie voor een nadere toelichting ook de beleidsreactie op het criminaliteitsbeeld discriminatie 2009. Beide zijn op 13 september jl. naar uw Kamer gestuurd. Over het jaar 2010 zijn nog geen landelijke cijfers bekend.
In de criminaliteitsbeelden 2008 en 2009 wordt niet specifiek ingegaan op de achtergrond van verdachten bij discriminatie op grond van homoseksuele gerichtheid. Dit is wel gebeurd in de rapportage «Homofoob geweld; Politiegegevens periode 1 januari–1 juli 2008» van september 2008 van het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) van de politie. In deze landelijke rapportage is een analyse gemaakt van alle 150 geregistreerde homofobe incidenten over de eerste helft van 2008. Hieruit bleek dat verdachten voornamelijk man zijn, al dan niet opererend in een groep en dat het vaak gaat om jeugdige verdachten. Dit beeld wordt bevestigd in het landelijke onderzoek «Geweld tegen homoseksuele mannen en lesbische vrouwen» dat in 2009 in opdracht van de Ministeries van Justitie en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is uitgevoerd door Movisie (bijlage bij Kamerstuk 27 017, nr. 58, 2009–2010). Hieruit bleek dat de overgrote meerderheid van de mannelijke daders jonger is dan 25 jaar. Uit de rapportage «Homofoob geweld» van het LECD van de politie blijkt verder dat in 86% van de gevallen een autochtoon als verdachte werd genoemd of geen verdachte werd genoemd door het slachtoffer. In 14% van de gevallen werd door het slachtoffer een allochtoon als verdachte genoemd. In de rapportage wordt aangetekend dat de situatie in Amsterdam afwijkt van het landelijke beeld. Dit wordt bevestigd in het onderzoek «Als ze maar van me af blijven» door L. Buijs e.a. van de Universiteit van Amsterdam uit 2008. Hieruit bleek dat in Amsterdam 64% van de daders van allochtone afkomst was en 36% van autochtone afkomst, wat ongeveer overeenkomt met het percentage autochtone jongeren tot 24 jaar in Amsterdam (39%). Het percentage allochtone jongens tot 24 jaar is in Amsterdam hoger dan elders in Nederland.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Klaveren van uw Kamer over het zoveelste homofobe geweldsincident in Amsterdam (ingezonden 27 augustus met kenmerk 2010Z11938) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie van de betrokken departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken is ontvangen. Ik streef ernaar dat de vragen zo spoedig mogelijk worden beantwoord.