Ingediend | 26 juli 2010 |
---|---|
Beantwoord | 17 augustus 2010 (na 22 dagen) |
Indiener | Henk van Gerven |
Beantwoord door | Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | ziekten en behandelingen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z11247.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-3114.html |
Ja.
Het planningssysteem is in 2002 niet verlaten omwille van marktwerking. Zoals in de beleidsvisie dialyse uit 1999 is aangegeven, had de functie dialyse zich ontwikkeld tot een zorgvoorziening van kwalitatief goed niveau, die niet meer bovenregionaal was. Omdat regulering op basis van de Wet Bijzondere medische verrichtingen (WBMV) tijdelijk is, is destijds besloten tot deregulering. Sindsdien is het aantal plaatsen waar centrumdialyse beschikbaar is inderdaad toegenomen, al betreft dit (zie ook het gerefereerde artikel) ook bestaande ziekenhuizen die dialyse aan zijn gaan bieden.
Met het buiten de WBMV brengen van dialysezorg is er geen sprake meer van een van overheidswege beoogd aantal centra. Voor het thans vigerende beleidskader verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
Zorgen over verlies aan kwaliteit dateren al van voor de uittree uit de WBMV vanaf 1999. In 1999 was het VWS standpunt terzake dat «zorgaanbieders primair zelf verantwoordelijk zijn voor een verantwoorde kwaliteit van de geboden zorg. In de Kwaliteitswet zorginstellingen zijn een aantal voorschriften opgenomen die daarbij als leidraad fungeren. Daarnaast geeft de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg regels ter bevordering van de kwaliteit van de beroepsuitoefening en de bescherming van de patiënt. Beide wetten bieden echter voor kwaliteitsborging in beginsel een toetsing achteraf.» Dit standpunt is nog steeds valide. Garanties vooraf zijn op een enkele uitzondering na dus ook niet te geven. Zorgverzekeraars hebben ten overstaan van hun verzekerden zorgplicht bij dialysezorg. Zij kunnen bij de inkoopkeuzen van dialysezorg de geboden kwaliteit een rol laten spelen.
De Nierpatiëntenvereniging geeft hiermee blijk van betrokkenheid bij het onderwerp. Ik deel echter niet de opvatting dat sprake is van een zorgelijke ontwikkeling. Zie ook mijn antwoord op de vragen 6 en 7.
Met de verouderende bevolking neemt het aantal patiënten met multimorbiditeit en beperkingen die thuisdialyse bemoeilijken toe. Daarnaast kan ook het feit dat dialyse in de loop der jaren steeds minder een supraregionale voorziening met lange reisafstanden is geworden, de balans in de richting van centrumdialyse doen omslaan.
Zoals aangegeven bij vraag 3 en 4 zijn kwaliteit en toegankelijkheid en niet het aantal dialysecentra het springende punt. Het Hans Mak instituut vraagt in de media terecht aandacht voor de borging van de kwaliteit van dialysezorg en heeft daar zelf ook een belangrijke initiërende rol in. Het instituut ondersteunt daarmee de zorgverleners die uiteindelijk zelf verantwoordelijk zijn voor het leveren van dialysezorg van goede kwaliteit, daaronder ook begrepen het maken van goed geïnformeerde keuzen door patiënten. Omdat er geen aanwijzingen zijn dat patiënten onjuist worden voorgelicht of dat niet voldaan kan worden aan de uit hun keuzen voortkomende zorgvraag, zie ik geen reden om daar een onderzoek naar in te stellen.