Ingediend | 20 juli 2010 |
---|---|
Beantwoord | 17 augustus 2010 (na 28 dagen) |
Indiener | Agnes Wolbert (PvdA) |
Beantwoord door | Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z11111.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-3108.html |
Ik ken het bericht van Werk&mantelzorg waarin wordt aangegeven dat meer mantelzorgers stoppen met werken of minder gaan werken.
Uit de Cliëntenmonitor Langdurige Zorg en de Jeugdmonitor AWBZ blijkt inderdaad dat een deel van de mantelzorgers zich genoodzaakt zien minder te gaan werken of te stoppen met werken vanwege hun zorgactiviteiten. In de laatste voortgangsrapportage over de pakketmaatregelen AWBZ van 21 juli 2010 heb ik u daarover geïnformeerd. Bij het formuleren van de pakketmaatregelen is ervoor gezorgd dat de zogenaamde «zwaardere gevallen» zoveel mogelijk worden ontzien. Wanneer mensen die geconfronteerd worden met de pakketmaatregelen, zich desondanks genoodzaakt zien minder te gaan werken, is dat natuurlijk vervelend. Ik reken erop dat de maatregelen die zijn opgenomen in de kabinetsbrieven «Voor elkaar» en «Naast en met elkaar» eraan bijdragen dat dit zoveel mogelijk wordt voorkomen. Immers, het beter bereiken van mantelzorgers door bijvoorbeeld gemeenten en professionele hulpverleners en door een grotere bekendheid van mantelzorgers met mogelijkheden van ondersteuning kunnen het combineren van werk en zorg zeker ten goede komen.
Nederland mag zich gelukkig prijzen. In geval van chronische ziekte en beperkingen kunnen veel mensen rekenen op de inzet van mantelzorgers en vrijwilligers. Naar verwachting wordt het beroep op mantelzorgers de komende jaren groter ten gevolge van een groeiende zorgvraag en het schaarser wordende personeelsaanbod in de zorg. Om er voor te zorgen dat mantelzorgers zoveel mogelijk hun zorg kunnen blijven verlenen, op een goede manier hun eigen leven kunnen voortzetten én daarnaast aan het arbeidsproces te kunnen blijven deelnemen, heeft de toenmalige staatssecretaris Bussemaker – in het kader van de kabinetsbrieven «Voor elkaar» en «Naast en met elkaar» – een aantal activiteiten gestart. Ik noem u enkele activiteiten specifiek gericht op werk en mantelzorg:
Daarnaast is een goede ondersteuning van mantelzorgers van belang om overbelasting te voorkomen en het combineren van werk en zorg mogelijk te maken. Ik noem enkele voorbeelden:
Dit betekent niet dat we achterover kunnen leunen. Het beleid van de afgelopen jaren biedt mijns inziens een goede basis voor de volgende kabinetsperiode. Bij maatregelen op het terrein van de zorg en van arbeid blijft oog voor de positie van mantelzorgers van belang.
Het is niet zo dat 20% van de medewerkers met mantelzorgtaken graag verlof had willen opnemen maar niet op de hoogte bleek te zijn van de mogelijkheden daartoe.
Uit de gegevens van het CBS komt naar voren dat van de groep werknemers die voor een ziek familielid zorgen circa 20% wel behoefte heeft aan zorgverlof maar er geen gebruik van heeft gemaakt. Van déze groep werknemers heeft 12,3% geen gebruik gemaakt van een van de verlofregelingen omdat zij daarmee onbekend waren. Onbekendheid met de mogelijkheden van de beschikbare regelingen speelt dus een beperkte rol bij het niet opnemen van verlof voor de verzorging van een langdurig zieke. De hoofdreden waarom 20% van de werknemers die voor een ziek familielid zorgen wel behoefte heeft aan verlof maar er geen gebruik van maakt, is vooral gelegen in de omstandigheid dat het werk het niet toe liet om verlof op te nemen: bij zowel mannen als vrouwen ligt dit op 38,7 procent. Uit ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan bij de het project Werk&mantelzorg komt naar voren dat het introduceren van flexibele werkprocessen op de werkvloer hierin een aanzienlijke verbetering kan brengen.
Zowel de sociale partners als de overheid hebben een rol bij de voorlichting over de verlofregelingen. Wezenlijk onderdeel van een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid is dat de werkgever in overleg met de werknemer beziet welke mogelijkheden er zijn om het werk aan te passen aan de zorgverantwoordelijkheden. Verlof is een van de instrumenten die daarvoor kunnen worden ingezet. Voorlichting door de sociale partners of individuele werkgevers ligt daarnaast ook voor de hand gezien de mogelijkheden die de Wet arbeid en zorg biedt om op het niveau van de cao of het individuele bedrijf nadere regelingen te treffen over het gebruik van de verlofregelingen.
De verantwoordelijkheid van de rijksoverheid is met name gelegen in het geven van informatie over de wettelijke kaders. Bij de totstandkoming van de Wet arbeid en zorg is intensieve voorlichting gegeven, onder andere door de uitgave van het tijdschrift Toptijd. Momenteel biedt de website van het ministerie van SZW informatie over de diverse verlofregelingen. Het ligt voor de hand dat bij eventuele aanpassing van de Wet arbeid en zorg in het kader van de Beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden opnieuw actief voorlichting zal worden gegeven over de (gewijzigde) regelgeving.
Mijn ambities om te komen tot een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid gaan verder dat het ministerie van VWS. Met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is begin dit jaar een project gestart dat erop is gericht mantelzorg binnen alle departementen beter op de kaart te krijgen. Dat gebeurt door het vergroten van het bewustzijn bij de departementen van het feit dat er veel werknemers van het Rijk mantelzorg verlenen. Tevens worden handreikingen geboden om hen daarbij goed te kunnen ondersteunen. Het spreekt vanzelf dat VWS hieraan actief mee doet.
Ik deel uw mening dat het vraagstuk van het combineren van werk en zorg om meer vraagt dan het verschaffen van informatie en het bevorderen van bewustwording. Dat is echter vooral een aangelegenheid die zich tussen de sociale partners -bijvoorbeeld rond het afsluiten van de CAO- afspeelt. VWS en SZW kunnen wel partijen stimuleren om deze verantwoordelijkheid op te pakken, en doen dat ook. Het verschaffen van informatie, het verspreiden van best practices en het verhogen van de bewustwording zijn daarbij belangrijke instrumenten. Het is aan het nieuwe kabinet om te bepalen of nog andere maatregelen moeten worden ingezet, en hoe de ontwikkelingen op dit terrein zullen worden gevolgd en hoe daarover zal worden gerapporteerd.