Ingediend | 16 juli 2010 |
---|---|
Beantwoord | 10 augustus 2010 (na 25 dagen) |
Indiener | Mariko Peters (GL) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | economie ict recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z11028.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-3044.html |
Nederland heeft met Frankrijk op 8 juli een expertbijeenkomst over internetvrijheid georganiseerd, ter voorbereiding op de oprichting van een zogenoemde Leading Group op dit gebied. De aanwezige experts waren het erover eens dat er geen nieuwe instituties en instrumenten nodig zijn ten aanzien van de geagendeerde onderwerpen (een gedragscode voor bedrijven, internationaal monitoringsmechanisme van internetvrijheid, juridische status van internet, en steun aan cyberdissidenten), maar dat bestaande initiatieven effectiever moeten worden ingezet. Bijgevoegd treft u een verslag van de expertbijeenkomst.
Internetcensuur is een wereldwijd probleem en behoeft daarom ook wereldwijde oplossingen. Bij de conferentie in Parijs was de noodzaak voor een internationale gedragscode voor bedrijven één van de agendapunten. Het Global Network Initiative (GNI) voorziet hier wat mij betreft reeds in. Ik heb er bij de aanwezige partijen dan ook op aangedrongen te overwegen zich bij het GNI aan te sluiten, en zal daar bij vervolgbijeenkomsten van de Leading Group op blijven insisteren.
In de Europese Unie heb ik reeds in 2009 bepleit dat onderzocht wordt of maatregelen kunnen worden genomen om een restrictie te leggen op de export van technologie die door de Iraanse overheid kan worden gebruikt om internet te censureren. Diverse lidstaten hebben Nederland in dat voornemen gesteund. Concrete voorstellen voor een restrictie of volledig exportverbod kunnen echter pas worden gedaan op basis van zeer gedegen technisch onderzoek. De Nederlandse initiatieven zijn als prioriteit opgenomen in het mensenrechtenwerkplan van huidig EU-voorzitter België. Samen met enkele andere lidstaten heeft Nederland er daarnaast op aangedrongen dat lidstaten begin september bijeenkomen om dit benodigd technisch onderzoek, naast ook onderzoek naar het tegengaan van zogenaamde jamming van satelliettelevisie in Iran, zo snel mogelijk uit te voeren. De Europese Commissie speelt bij de uitvoering van het onderzoek wat Nederland betreft een centrale rol.
Zoals ik uw Kamer eerder aangaf is uit EU-overleg gebleken dat een Europese versie van de Global Online Freedom Act niet haalbaar is, omdat de daarmee gepaarde beheerslast zeer groot zou zijn. Voor verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn schriftelijke antwoord in reactie op de vragen van uw Kamer hierover tijdens de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2010 (32 123-V). Overigens is ook de Amerikaanse variant van de GOFA inmiddels nog steeds niet in het Amerikaanse Congres is aangenomen.
Op basis van de uitkomsten van de ministeriële conferentie van de Leading Group die waarschijnlijk begin oktober in Parijs zal worden gehouden, zal nadere invulling gegeven worden aan de vervolgconferentie die voor eind 2010 gepland staat. Nederland heeft aangeboden deze conferentie te organiseren. Na afloop van de ministeriële in Parijs zal ook worden besloten welke deelnemers voor de vervolgconferentie zullen worden uitgenodigd en welke onderwerpen geagendeerd zullen worden.
Voor wat betreft de in Nederland beoogde resultaten is het van belang dat de in Parijs besproken onderwerpen worden vertaald naar concrete stappen van deelnemers van de Leading Group. Uiteraard staat de uitkomst van de conferentie niet bij voorbaat vast, maar Nederland zal er in ieder geval op inzetten dat deelnemers zich committeren aan het doorvoeren van maatregelen die kunnen bijdragen aan de vrijheid van meningsuiting en vrije informatievergaring op internet. De bescherming van privacy maakt daarvan overigens integraal onderdeel uit.
Een mogelijke concrete uitkomst zou kunnen zijn dat aanwezige bedrijven toezeggen een internationale gedragscode als het Global Network Initiative te zullen naleven. Eveneens zouden overheden zich kunnen commiteren aan het opstellen van een actieplan om de coordinatie van bestaande monitorings-mechanismen van internetvrijheid te versterken, en adequate reacties te formuleren wanneer deze vrijheid geschonden wordt. De lancering van een onderzoek naar de mogelijkheden om internet een juridische status te geven, waar vooral Frankrijk belang aan hecht, behoort ook tot de mogelijkheden.
Daarnaast is het voor Nederland van groot belang dat zowel politieke als financiële steun aan cyberdissidenten wordt vergroot, en dat landen hun ervaringen delen hoe deze groep het effectiefst te ondersteunen in de landen waar zij hun belangrijke werk doen -soms met risico voor eigen leven.
Zie antwoord vraag 4.
Naar aanleiding van de motie-Van Dam c.s. zijn projectaanvragen van drie verschillende organisaties die specifiek gericht waren op de doelstellingen zoals in deze motie omschreven voor een totaalbedrag van € 1 miljoen gehonoreerd. De projecten worden inmiddels uitgevoerd.
Voor wat betreft de motie-Peters zijn met het oog op de komende verkiezingen in Birma twee projectvoorstellen gehonoreerd gericht op de bevordering van onafhankelijke media. Het gaat om een totaalbedrag van ongeveer 390 000 euro.