Ingediend | 13 juli 2010 |
---|---|
Beantwoord | 12 november 2010 (na 122 dagen) |
Indiener | Harm Beertema (PVV) |
Beantwoord door | Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z10874.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-459.html |
Ja.
De Commissie Leers kwalifceert de handelwijze van InHolland niet als «fraude», maar concludeert wel dat het management van de opleiding MEM een sfeer van laisser faire, laisser aller heeft toegestaan, waardoor een fraudegevoelige situatie is gecreëerd. De inspectie heeft het rapport van Leers geanalyseerd. Die analyse geeft mij geen aanleiding om genoemde conclusie van Leers niet over te nemen.
Overigens blijkt uit het rapport van de commissie Leers en de analyse daarvan door de inspectie dat het bij de genoemde opleiding geen 250, maar 147 studenten betreft waarvan 104 afgestudeerden. Dat neemt niet weg dat het hier om een verontrustende situatie gaat.
Ja. Ook voor een pilot geldt immers dat de kwaliteit van het onderwijs buiten kijf moet staan en dat de wet wordt nageleefd.
Ja. Momenteel voert de inspectie een vervolgonderzoek uit bij InHolland. Daarbij wordt zo nodig ook gesproken met studenten, docenten en managers en gebruik gemaakt van interne documenten. De Commissie Leers heeft dat ook gedaan. Een overzicht van de interne documenten, die door de Commissie Leers zijn geanalyseerd, is opgenomen in bijlage 3 van het rapport van de commissie.
Daarnaast voert de inspectie een landelijk onderzoek uit naar alternatieve afstudeertrajecten in het hoger onderwijs. De tussenrapportage daarvan is u op 19 oktober jl. toegezonden. Daarin heeft de inspectie ook een analyse opgenomen van het rapport van de Commissie Leers.
Dat is een bevoegdheid die niet bij mij ligt, maar bij de instelling.
De bevoegdheid om diploma’s in te trekken ligt enkel en alleen bij de instelling zelf. Daartoe is het wettelijk niet alleen nodig om aan te tonen dat de diploma’s onterecht zijn verstrekt (hetgeen moet blijken uit het vervolgonderzoek van de inspectie). Tevens moet aantoonbaar zijn dat de student in kwestie dit ook moet hebben geweten.
Als blijkt dat diploma’s onrechtmatig zijn verleend, dan zal ik de bekostiging vanwege die diploma’s terugvorderen. De benodigde zorgvuldigheid bij het toepassen van dergelijke zwaarwegende sancties maakt dat de precieze kwalificatie van de feiten pas aan de orde kan zijn als het vervolgonderzoek van de inspectie beschikbaar is.
Ja. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 4.
Ja, dat onderschrijf ik. Dat laat onverlet dat maatwerktrajecten mogelijk zijn en soms zelf wenselijk. Hierbij dient uiteraard te allen tijde gehandeld te worden binnen de kaders van de wet.
Voor de vraag of er sprake is van onregelmatigheden is de afkomst van studenten geen relevant gegeven.
Hierbij verzoek ik u om uitstel te verlenen voor de beantwoording van de hieronder vermelde Kamervragen: Met mijn brief van 28 juli jl., Kamerstuk 31 288, nr. 109, heb ik u geïnformeerd over het onderzoek dat de Inspectie van het Onderwijs is gestart naar aanleiding van de berichten over het ongeoorloofd verstrekken van hbo-diploma’s. Ik heb u in mijn brief gemeld dat het onderzoek loopt en dat ik nog niet concreet kan ingaan op de hierboven genoemde Kamervragen, aangezien de beantwoording van de vragen afhankelijk is van de uitkomsten van dit onderzoek. In oktober verwacht ik de tussenrapportage met de bevindingen van de inspectie te ontvangen. De verwachting is dat ik u in november a.s. kan informeren over mijn (voorlopige) conclusies en beslissingen naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek. Ik zal daarbij de antwoorden op de Kamervragen meenemen.