Ingediend | 24 juni 2010 |
---|---|
Beantwoord | 19 augustus 2010 (na 56 dagen) |
Indiener | Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
Beantwoord door | Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | ziekten en behandelingen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z09831.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-3141.html |
Ja.
Het modelprotocol bevat als zodanig geen opsomming van morele contra-indicaties. Het biedt slechts een afwegingskader voor situaties waarbij een arts vanuit het oogpunt van de eigen morele verantwoordelijkheid, twijfels heeft over het welzijn van het kind.
Voor het overige verwijs ik u naar antwoord 3 op de vraag van het kamerlid Van der Staaij over het «Modelprotocol mogelijke morele contra-indicaties bij vruchtbaarheidsbehandelingen» (2010Z09660).
Nee, die mening deel ik niet. De arts is zowel verantwoordelijk voor de vruchtbaarheidsbehandeling, als voor de gevolgen van deze behandeling. Daarmee voelt de arts zich ook medeverantwoordelijk voor het welzijn van het toekomstige kind. Om de belangen van het toekomstig kind te borgen, hebben de beroepsgroepen nu dit protocol opgesteld.
In de spreekkamer zal de arts met de ouders spreken over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het welzijn van het kind. Ouders besluiten soms vanuit hun eigen verantwoordelijkheid af te zien van het doorzetten van een behandeling.
Het uitvoeren van IVF, voor zover dit betreft het buiten het lichaam tot stand brengen van menselijke embryo’s, valt onder de vergunningplicht van art. 2 Wet op bijzondere medische verrichtingen (WBMV). Het planningsbesluit IVF bevat criteria waaraan de uitoefening van IVF moet voldoen. Het planningsbesluit stelt zelf geen kwaliteitseisen, maar verwijst hiervoor naar richtlijnen en protocollen van de beroepsgroepen.
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Ik zie dit overigens ook niet als mijn verantwoordelijkheid. De Nederlandse beroepsgroepen voor voortplantingsgeneeskunde zijn zelf verantwoordelijk voor de invulling van de vraag hoe om te gaan met morele dilemma’s. De beroepsgroep heeft op dit punt zijn verantwoordelijkheid genomen door het Modelprotocol op te stellen. Deze verantwoordelijkheid leg ik bewust en met vertrouwen bij hen neer.