Ingediend | 15 juni 2010 |
---|---|
Beantwoord | 21 juli 2010 (na 36 dagen) |
Indiener | Henk van Gerven |
Beantwoord door | Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z09410.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2957.html |
De Directeur-Generaal van de WHO stelt in haar verklaring van 8 juni 2010 dat commerciële belangen in het geheel géén rol hebben gespeeld in haar besluitvorming en erkent dus niet dat er rondom de Mexicaanse griep sprake is geweest van belangenverstrengeling. Zij onderkent wel dat het risico van belangenverstrengeling aanwezig is in de relatie tussen een organisatie als de WHO en een commercieel gedreven industrie en geeft aan dat de WHO bezig is om striktere regels op te stellen voor de omgang met de industrie. Ook heeft de WHO ervoor gekozen om een evaluatie uit te voeren naar het functioneren van de in 2005 aangenomen International Health Regulations (IHR) in relatie tot de pandemie (H1N1). De WHO heeft hiervoor begin april 2010 een Review Committee ingesteld. Het functioneren van de WHO in reactie op deze pandemie is expliciet onderdeel van de evaluatie.
Voor toponderzoekers waarmee de WHO werkt is het vergaren van wetenschappelijke kennis nagenoeg onmogelijk zonder op één of andere manier een relatie te hebben met de industrie. Ik ben ervan uitgegaan dat de WHO werkt met toereikende procedures om belangenverstrengeling te voorkomen, zoals ook het geval is voor bijvoorbeeld de Nederlandse Gezondheidsraad. Ik kan op dit moment niet beoordelen of er sprake is geweest van belangenverstrengeling. Voordat ik mijn standpunt kan bepalen wil ik in elk geval eerst bovengenoemde evaluatie afwachten.
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 wordt het functioneren van de WHO in reactie op de pandemie (H1N1) geëvalueerd. Als uit deze evaluatie blijkt dat er strengere regels nodig zijn, dan zal Nederland via de reguliere bestuurlijke kanalen van de WHO (met name de World Health Assembly) aandringen op of instemmen met de benodigde aanpassingen.
De DG heeft bij diverse gelegenheden met klem benadrukt dat in haar eigen besluitvorming commerciële aspecten nooit een rol hebben gespeeld. Dat standpunt respecteer ik. De bovengenoemde evaluatie moet uitwijzen of de procedures rond het adviestraject toereikend zijn om ook daar belangenverstrengeling te voorkomen.
Ik vind het belangrijk dat de WHO zich bewust is van het risico van belangenverstrengeling en dat zij de regels hieromtrent aanscherpt wanneer deze hiervoor nog teveel ruimte laten. De evaluatie moet uitwijzen of hiervan in het geval van de Mexicaanse griep sprake is geweest.
Ik ben groot voorstander van transparantie over de (financiële) banden tussen artsen/onderzoekers en farmaceutische bedrijven. Tijdens de informele Raad in Madrid op 22 april jl. heb ik er op aangedrongen dat de WHO transparant moet zijn over de achtergronden van hun adviseurs en hun bindingen met de farmaceutische industrie. Ook heb ik vorig jaar het verzoek gedaan aan de Nederlandse zelfregulerings- instantie, de stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR), om te komen met een code die de transparantie over dergelijke banden bevordert. Waar mogelijk zal ik op een dergelijke transparantie ook bij de WHO (en dan met name de World Health Assembly) aandringen. Er is namelijk niets op tegen dat er samenwerking bestaat tussen artsen/onderzoekers en farmaceutische bedrijven. Het moet alleen wel helder zijn dat een dergelijke relatie bestaat.