Ingediend | 19 mei 2010 |
---|---|
Beantwoord | 16 juni 2010 (na 28 dagen) |
Indiener | Remi Poppe |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z08454.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2663.html |
Ja.
Met uitzondering van de termijn en de wijze van executie heeft de berechting van sergeant Meijer conform de toen geldende rechtspleging plaatsgehad. Er valt thans niet meer te achterhalen welke feiten en omstandigheden er toen toe hebben geleid dat er op deze punten van de rechtspleging is afgeweken.
Zie antwoord vraag 2.
Ja.
Zoals al door mijn ambtsvoorganger W. den Toom en de minister van Justitie, mr. C. H. F. Polak, in 1970 is gemeld, moet het houden van de toespraak van de generaal-majoor Harberts in strijd worden geacht met de algemene beginselen van het strafprocesrecht. De leden van de Krijgsraad hebben verklaard niet door de toespraak van de generaal-majoor Harberts beïnvloed te zijn. (Handelingen TK 1969–1970, Aanhangsel nr. 1251).
Ik heb kennis genomen van de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Ik ben niet bereid dit voorbeeld te volgen. Het door de vraagsteller aangehaalde artikel uit de Armed Forces Act 2006 van het Verenigd Koninkrijk heeft betrekking op executies tijdens de Eerste Wereldoorlog. De feiten en omstandigheden van de zaak-Meijer laten zich niet vergelijken met de gevallen die geleid hebben tot de formulering van artikel 359 van de Armed Forces Act 2006. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat de ter dood veroordeelde Britse militairen in een aantal gevallen geen volwaardig proces hebben gehad of leden aan de verschijnselen van post traumatische stress. Evenals mijn ambtsvoorganger in 1998 heeft gemeld aan de kamer (handelingen vergaderjaar 1997–1998, nr. 728 en nr. 1252) heb ik geen reden te twijfelen aan het proces van de sergeant Meijer.
Neen.