Ingediend | 26 april 2010 |
---|---|
Beantwoord | 18 juni 2010 (na 53 dagen) |
Indiener | Tofik Dibi (GL) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z07464.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2686.html |
Ja, ik ben bekend met het bericht. Het is echter niet mijn taak om mij in de relatie tussen de Deense krant Jyllands-Posten en de heer Westergaard te mengen.
De diversiteit van de kwesties die worden genoemd in vraag 2 is te groot om daarover een algemeen oordeel te vellen. Discussies over botsende grondrechten zijn kenmerkend voor het samenleven binnen onze democratische rechtsstaat. Als de grenzen van onze rechtsstaat worden overschreden is er aanleiding voor de overheid om in te grijpen. In concrete gevallen is het in Nederland in laatste instantie aan de rechter te bepalen of de grenzen van de wet overschreden zijn.
Zie antwoord vraag 2.
Het kabinet acht de vrijheid van meningsuiting, waaronder ook de mogelijkheid tot het uiten van kritiek op religie, én de vrijheid van godsdienst, met de daarbij horende mogelijkheid om uiting te geven aan het geloven, belangrijke verworvenheden van onze rechtsstaat. De verschillende opvattingen over deze vrijheden kunnen echter spanningen opleveren. Om die reden heeft het kabinet de laatste jaren reeds verschillende initiatieven ondernomen om de spanning tussen de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst op constructieve wijze bespreekbaar te maken. Zo hebben de minister van Justitie en de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de brede maatschappelijke Commissie «Uitdragen van de kernwaarden van de rechtsstaat» ingesteld, die begin 2008 haar advies heeft uitgebracht, juist met het oogmerk het maatschappelijke debat over dit belangrijke onderwerp aan te zwengelen. Ook zijn op dit gebied projecten ondersteund in het kader van het Actieplan Polarisatie en Radicalisering. Daarnaast heeft de overheid consequent de kernwaarden en grenzen van de Nederlandse rechtsstaat uitgedragen indien de situatie daartoe aanleiding gaf, zoals rond de moord op de heer Van Gogh (2004), de verschijning van de internetfilm Fitna (2008) en de oplopende maatschappelijke spanning rondom het conflict in Gaza (2009).
Zie antwoord vraag 4.
Voorop staat dat een ieder die serieus bedreigd wordt, beschermd dient te worden en erop moet kunnen vertrouwen dat de rechtsstaat en alle geledingen van de overheid, zoals de politie, er voor iedereen zijn, ongeacht zijn of haar opvattingen. Als bij sommigen de indruk bestaat dat zij na een bedreiging onvoldoende gesteund worden dan betreur ik dat. Het kabinet neemt bedreigingen en uitingen van geweld uiterst serieus en acht deze te allen tijde onacceptabel. Het is echter niet de taak van de overheid om de inhoud van meningen of opvattingen te verdedigen.
De Nederlandse regering heeft in haar Mensenrechtenstrategie Naar een menswaardig bestaan (2007) aangegeven zich wereldwijd in te willen zetten voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Bescherming van mensenrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid zijn ook binnen Europa en voor de EU in haar externe optreden, leidende beginselen, en geregeld onderwerp van gesprek. Zodra daar een goede gelegenheid voor is, bijvoorbeeld naar aanleiding van een bijeenkomst van de Raad of een voorstel van de Europese Commissie, zal de verantwoordelijke bewindspersoon de Kamer informeren over de uitkomst van de gevoerde discussies.
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van der Ham, ingezonden 23 april 2010 (vraagnummer 2010Z07395)