Ingediend | 21 april 2010 |
---|---|
Beantwoord | 23 juni 2010 (na 63 dagen) |
Indiener | Ed Anker (CU) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z07160.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2712.html |
Ja.
Nee, artikel 3 van de Opiumwet verbiedt onder andere het verkopen, leveren, verstrekken of vervoeren van de op lijst II genoemde drugs. Het valt niet in te zien hoe een experiment zoals door het College van B&W van Utrecht wordt voorgestaan mogelijk is zonder een of meer van deze handelingen te verrichten. Bovendien valt een dergelijk experiment buiten de in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie vastgelegde criteria.
De Opiumwet is in overeenstemming met de bepalingen van de drie VN-drugsverdragen van 1961, 1971 en 1998. Alle EU-lidstaten hebben zich gebonden aan de VN-drugsverdragen.
Er zijn verschillende gemeenten geweest die naar aanleiding van de hoofdlijnenbrief Drugsbeleid van 29 september 2009 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 24077, nr. 239) hebben aangegeven dat zij een experiment met de bevoorrading van coffeeshops zouden willen uitvoeren. Door mijn departement is in het onderlinge contact, onder verwijzing naar de betreffende passage in de hoofdlijnenbrief, steeds aangegeven dat enigerlei experiment met gereguleerde teelt, al dan niet ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops, niet in deze kabinetsperiode plaats zal vinden.
Beide kwesties moeten mijns inzien los van elkaar bezien en beoordeeld worden. Bij het arrest inzake coffeeshop Checkpoint te Terneuzen was sprake van georganiseerde criminaliteit. Aan het voorgestelde experiment te Utrecht ligt een meer principiële juridische vraag ten grondslag met betrekking tot de bevoegdheden van de gemeente.
Mij zijn geen gegevens bekend die deze bewering onderbouwen.
Het Openbaar Ministerie te Utrecht heeft aangegeven niet in het voornemen van het nieuwe Utrechtse college gekend te zijn, en conform het huidige beleid te zullen blijven handhaven. Zodra de gelegenheid zich voordoet zal ik het College van B&W aangeven dat het onwenselijk is dat het voornemen uit het Utrechtse coalitieakkoord in deze kabinetsperiode tot uitvoering wordt gebracht.
Hierbij deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Anker (ChristenUnie) over de legalisering van de bevoorrading van softdrugs in Utrecht (ingezonden 21 april 2010) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.