Ingediend | 20 april 2010 |
---|---|
Beantwoord | 12 mei 2010 (na 22 dagen) |
Indiener | Ewout Irrgang |
Beantwoord door | Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
Onderwerpen | financieel toezicht financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z07035.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2434.html |
Ja, het klopt dat het Franse stelsel maximaal € 70.000 euro per depositohouder per bank vergoedt, en het Nederlandse maximaal € 100.000. Overigens schrijft de Europese Richtlijn inzake depositogarantiestelsels (94/19/EC) voor dat vanaf 31/12/2010 overal in Europa een dekking van € 100.000 wordt gehanteerd. Vanaf die datum zal sprake zijn van volledige harmonisatie (maximumharmonisatie) van het dekkingsbedrag.
Op basis van Europese regelgeving (genoemde richtlijn) en de Wft dienen banken potentiële en bestaande depositohouders te informeren welk depositogarantiestelsel (DGS) op hen van toepassing is. Het is een financiële onderneming op grond van artikel 3:264, lid 1, Wet op het financieel toezicht (Wft) echter niet toegestaan deze informatie voor reclamedoeleinden te gebruiken. Lid 2 van dit artikel staat wel toe dat zij in een reclame-uiting vermeldt dat op haar een vangnetregeling van toepassing is. Het is niet aan mij om te oordelen of de informatie die ING op haar website had opgenomen in strijd is met lid 1 van dit artikel. De Nederlandsche Bank (DNB) ziet hierop toe en kan zo nodig direct of indirect corrigerend optreden. Echter, mijn indruk is dat de verwijzing naar het Nederlandse Depositogarantiestelsel (DGS) die ING op haar website heeft opgenomen summier is en niet in strijd is met lid 1 van dit artikel. DNB onderschrijft dit beeld.
Zoals gebruikelijk laat ik mij niet uit over vertrouwelijke informatie aangaande individuele instellingen. Wel kan ik u melden dat ING mij heeft gewezen op haar jaarverslag 2009. Daarin meldt ING dat ING Direct in Frankrijk ongeveer 762.000 klanten heeft, die gezamenlijk zo’n 11,3 miljard euro aan ING Direct hebben toevertrouwd2. Dit bedrag valt voor een belangrijk deel onder het Nederlandse DGS, namelijk voor zover de tegoeden van individuele depositohouders aan de voorwaarden voor dekking voldoen en de maximale dekking niet overschrijden.
Vooraf wijs ik erop dat niet een bank spaargelden onder het DGS laat vallen en daarmee – in uw woorden – de belastingbetaler met potentieel risico belast. De wet en daarvan afgeleide regelgeving bepalen welke deposito’s onder dit stelsel worden gegarandeerd. Daarnaast financieren de banken het DGS, en niet de Staat (belastingbetaler); het zijn dus de banken die eventuele risico's lopen onder het DGS.
ING Bank is een instelling met een Nederlandse bankvergunning, die in Frankrijk opereert via een bijkantoor. Tegoeden aangehouden bij een bijkantoor van een bank met een Nederlandse bankvergunning vallen, conform Europese regels, onder het Nederlandse DGS. Bij het toezicht op banken wordt uiteraard het algehele risicoprofiel van de instelling in ogenschouw genomen. Particuliere deposito’s, waaronder spaargelden, zijn één van de reguliere, doorgaans stabiele financieringsbronnen van een bank. Het risicoprofiel van banken wordt door vele verschillende factoren beïnvloed, de hoeveelheid aangetrokken deposito’s is daar een van.
Nee, die mening deel ik niet. Binnen Europese regels en de toezichtkaders zijn instellingen zelf verantwoordelijk voor hun structuur. In de EU/Europese Economische Ruimte (EER) is sprake van een gemeenschappelijke markt met vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. De vrijheid van kapitaalverkeer wordt beschouwd als een grondbeginsel van het Verdrag en essentieel onderdeel voor het functioneren en voltooien van de interne markt.
Financiële diensten vallen onder het vrij verkeer van kapitaal. Dit betekent dat wanneer een financiële instelling een vergunning heeft gekregen in de ene lidstaat, deze instelling geen onnodige belemmeringen mogen worden opgelegd om in andere landen binnen de EU/EER vergelijkbare diensten aan te bieden. Gegeven dit uitgangspunt, kunnen banken op basis van hun «Europees paspoort» – eigenlijk de vergunning uit de lidstaat van herkomst – actief zijn in andere landen van de EU/ EER. Hieruit volgt dat het toezicht op een bank wordt uitgeoefend door de toezichthouder van de lidstaat van herkomst (zogenoemde home country control), behalve in de taakgebieden waarmee de Europese regelgeving de toezichthouder in de gaststaten heeft belast. Dit principe bepaalt tevens welk DGS van toepassing is.
Ten aanzien van die financiële instellingen die via een bijkantoor actief zijn in een of meerdere landen in de EU/EER, dienen de home country toezichthouder en de host country toezichthouder(s) (de toezichthouder van het land waar het bijkantoor is gevestigd) samen te werken en informatie uit te wisselen. In algemene zin zie ik hier ruimte voor verbetering van (samenwerking op het gebied van) het toezicht. Het is belangrijk om in Europees verband het toezichtsraamwerk te verbeteren, in plaats van ons achter de landsgrenzen terug te trekken, omdat dit aansluit bij het internationale karakter van de financiële markten en instellingen. Zo voorziet de nieuwe Capital Requirements Directive (CRD II) onder meer in de oprichting van colleges van toezichthouders, om de samenwerking en informatie-uitwisseling te verbeteren.