Ingediend | 16 april 2010 |
---|---|
Beantwoord | 19 mei 2010 (na 33 dagen) |
Indieners | Fred Teeven (VVD), Arda Gerkens |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z06899.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2503.html |
Ja.
In de eerste plaats zijn alle onjuiste gegevens betreffende de heer K. op mijn verzoek verwijderd uit de justitiële documentatie en uit de systemen van de politiekorpsen. Ten tweede heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst op mijn verzoek de alias in de signalering verwijderd en zijn er afspraken – om hinder bij grenspassage te voorkomen – gemaakt met de Koninklijke marechaussee. In de derde plaats heeft mijn departement met de Meldpunt Identiteitsfraude afspraken gemaakt voor een vast aanspreekpunt voor de heer K. voor het geval dat de heer K. in de toekomst toch nog hinder zou ondervinden van identiteitsfraude.
Aanvankelijk is door mijn ministerie een bedrag uitgekeerd voor de hinder die de heer K. heeft ondervonden als gevolg van onjuiste registraties. De voorzieningenrechter heeft deze vergoeding als redelijk beoordeeld. Vervolgens is door mijn ministerie op verzoek van de advocate een voorschot vooruitlopend op de uitkomst van de bemiddeling (zie het antwoord op vraag3 uitbetaald. Naar aanleiding van het advies van de bemiddelaar heb ik ingestemd met de door de bemiddelaar geadviseerde vergoeding voor de ondervonden hinder. De heer K. heeft hier niet mee ingestemd. Op verzoek daartoe van de advocate heb ik niettemin het bedrag dat is geadviseerd door de bemiddelaar uitgekeerd.
In een brief van 22 april 2010 heeft de advocate van de heer K. gemeld dat er nog stukken zijn die mij niet bekend zijn en die ten grondslag liggen aan de gestelde schade(posten). In reactie op deze brief heb ik de advocate inmiddels verzocht om deze stukken met een onderbouwd schadeverzoek aan mij te doen toekomen op basis waarvan ik met een passende reactie zal komen.
Ik betreur het dat de bemiddeling niet is geslaagd. De bemiddeling heeft plaatsgevonden op advies van de Nationale ombudsman. De bemiddelaar is door de Nationale ombudsman gevraagd om een advies aan partijen te geven over de hoogte van een redelijke schadevergoeding. Bij aanvang van de bemiddeling zijn diverse afspraken gemaakt met partijen. Met de bemiddelaar is een termijn afgesproken voor zijn advies. Verder is afgesproken dat partijen de gelegenheid zouden hebben om stukken te overleggen aan de bemiddelaar.
De advocate van de heer K. deed het verzoek aan de bemiddelaar voor een advies op heel korte termijn. Gelet op de gemaakte afspraak om stukken over te leggen en vanwege dit verzoek heeft mijn ministerie stukken aan de bemiddelaar toegezonden, zodat de bemiddelaar snel kennis kon nemen van de feiten die naar het oordeel van Justitie van belang zijn voor de hoogte van een schadevergoeding en het Justitie-standpunt terzake. Ik heb inmiddels begrepen dat de bemiddelaar deze stukken niet heeft voorgelegd aan de advocate van de heer K. De bemiddelaar heeft de advocate en de Nationale ombudsman wel bericht dat de inhoud van deze stukken in ieder geval naar zijn mening geen nieuws voor de advocate bevatten, omdat veel stukken al bekend waren bij de advocate in het kader van de procedure die tot het vonnis van de voorzieningenrechter heeft geleid.
Ik heb mij op het standpunt gesteld dat ik (nadat in een eerder stadium de voorzieningenrechter heeft geoordeeld over een schadevergoeding en na het advies van de bemiddelaar, dat door mij is geaccepteerd) geen aanleiding zie voor een nieuwe bemiddeling door een nieuwe bemiddelaar. Ik ben van mening dat ik er volledig aan heb meegewerkt en mij heb ingespannen om de bemiddeling te doen slagen.
Overigens verwijs ik naar het antwoord op vraag 2, waarin ik aangeef dat ik naar aanleiding van de brief van 22 april jongstleden van de advocaat van de heer K. een passende reactie zal geven op een onderbouwd verzoek om schadevergoeding.
In de kabinetsreactie op het rapport van de Nationale ombudsman wordt met spelregel 13 aangegeven dat de overheid het gedeelte van de schade waarover overeenstemming bestaat vergoedt. Ik heb inmiddels vergoed het bedrag dat de onafhankelijke bemiddelaar als redelijk en billijk heeft aangemerkt. In de kabinetsreactie wordt daarnaast gesteld dat het (daar waar het gaat om een coulante opstelling bij de beoordeling van een claim) een verschil maakt of het een grote of een kleine claim betreft. De bemiddelaar schrijft in zijn advies dat bij het beoordelen van een grote schadeclaim als die van de heer K. de juridische werkelijkheid en daarmee de gebruikelijke bewijslevering niet uit het oog kan en mag worden verloren. Ik onderschrijf dit advies en ben van oordeel dat mijn opstelling in deze niet haaks staat op de aanbevelingen van het rapport van de Nationale ombudsman.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.