Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter implementatie van Verordening (EU) 2024/886 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2024 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 260/2012 en (EU) 2021/1230 en Richtlijnen 98/26/EG en (EU) 2015/2366 wat betreft instantovermakingen in euro's noodzakelijk is enkele wetten aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:
A
In afdeling 11A wordt «de Minister van Financiën», «de minister van Financiën» en «De Minister van Financiën» telkens vervangen door «Onze Minister van Financiën».
B
Artikel 212a wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel a komt te luiden:
1°. een hierna genoemde instelling die deelneemt aan een systeem en verantwoordelijkheid draagt voor het nakomen van de financiële verplichtingen die ontstaan uit overboekingsopdrachten binnen dat systeem:
– een bank, beleggingsonderneming of clearinginstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
– een centrale tegenpartij, indien deze in het kader van deelname aan het systeem op grond van een overboekingsopdracht tegoeden in financiële instrumenten verkrijgt;
– degene die een vergunning heeft verkregen ingevolge artikel 3:4 van de Wet op het financieel toezicht;
– een financiële instelling die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft;
– een overheidsinstantie of onderneming met overheidsgarantie, of;
2°. een hierna genoemde instelling die deelneemt aan een systeem dat behelst dat overboekingsopdrachten in de zin van onderdeel j, onder 1°, worden uitgevoerd, en die de verantwoordelijkheid draagt voor het nakomen van de financiële verplichtingen die voortvloeien uit dergelijke overboekingsopdrachten binnen dat systeem:
– een betaalinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
– een elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:10a, eerste lid, van die wet is verleend;
2. Onderdeel j komt te luiden:
1°. een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking op de rekeningen van een bank, een centrale bank, een centrale tegenpartij of een afwikkelende instantie een geldsom ter beschikking van een ontvanger te stellen, of iedere opdracht die resulteert in het op zich nemen of het nakomen van een betalingsverplichting zoals gedefinieerd in de regels van het systeem of in een andere overeenkomst, of;
2°. een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking in een register of anderszins, de rechten op of de rechten ten aanzien van één of meer financiële instrumenten over te boeken;
C
Artikel 212b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en derde lid wordt «gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot verrekening» vervangen door «in het systeem ingevoerde overboekingsopdracht».
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Elk door Onze Minister van Financiën aangewezen systeem stelt in zijn eigen regels het tijdstip van invoering en het tijdstip van onherroepelijkheid in dat systeem vast.
D
In het vierde lid van artikel 212d vervalt «en aan de beschikking tot aanwijzing als systeemexploitant».
E
Artikel 281g komt te luiden:
Afdeling 11A is van overeenkomstige toepassing op de verlening van surseance van betaling aan een instelling als bedoeld in artikel 212a, onderdeel a, met dien verstande dat in artikel 212b wordt gelezen:
– voor artikel 23: artikel 217;
– voor artikel 24: artikel 228, tweede lid,;
– voor artikel 53, eerste lid,: artikel 234, eerste lid,;
– voor artikel 54, tweede lid,: artikel 235, tweede lid,;
– voor artikel 63a: artikel 241a.
Artikel 5:88, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht komt te luiden:
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op betalingssystemen waaraan slechts betaaldienstverleners deelnemen die deel uitmaken van een richtlijngroep.
Op faillissementen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn uitgesproken en surseances van betalingen die voor dat tijdstip voorlopig of definitief zijn verleend blijven afdeling 11A en artikel 281g van de Faillissementswet zoals die luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,