Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is regels te stellen die tot doel hebben duidelijkheid over het mogelijke loopbaanvervolg van bewindspersonen te bevorderen, alsmede een tweetal wijzigingen in de Wet adviescolleges rechtspositie politieke ambtsdragers door te voeren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers als bedoeld in artikel 1 van Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers;
aanstelling, arbeidsovereenkomst of andere titel op grond waarvan tegen betaling opgedragen taken worden verricht;
minister of staatssecretaris;
bewindspersoon aan wie door Ons ontslag is verleend;
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
het ministerie of de ministeries waarvoor de gewezen bewindspersoon binnen de periode van twee jaar voor zijn ontslag werkzaamheden heeft verricht.
1. Een bewindspersoon of een gewezen bewindspersoon in de periode van twee jaar nadat hem door Ons ontslag is verleend, verzoekt het adviescollege gemotiveerd advies uit te brengen over de aanvaardbaarheid van het aangaan van een dienstverband.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de bewindspersoon of gewezen bewindspersoon voornemens is een ambt te aanvaarden als lid van een algemeen vertegenwoordigend orgaan als bedoeld in artikel 4 van de Grondwet.
3. Uitgaande van de wenselijkheid dat een bewindspersoon of een gewezen bewindspersoon zijn maatschappelijke carrière kan voortzetten, brengt het adviescollege een advies uit over de aanvaardbaarheid van een dienstverband als bedoeld in het eerste lid, al dan niet onder voorwaarden, gelet op:
a. het risico op belangenverstrengeling, waarvan sprake kan zijn indien een bewindspersoon of een gewezen bewindspersoon:
i. gebruik kan maken van inzichten van vertrouwelijke of gevoelige aard in beleid of strategie, waaronder onaangekondigd overheidsbeleid of handelsgeheimen van concurrenten, die hij tijdens zijn ambt heeft verkregen en daarmee zijn nieuwe werkgever of opdrachtgever een concurrentievoordeel kan opleveren;
ii. in een positie is geweest waarbij een sterk vermoeden kan ontstaan dat zijn vervolgfunctie een beloning is geweest voor eerdere gunsten;
b. het risico op schending van de geheimhoudingsplicht van bewindspersonen, bedoeld in artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht;
c. de bepalingen als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze wet.
4. Advisering door het adviescollege vindt niet plaats dan nadat de bewindspersoon of de gewezen bewindspersoon die om een advies als bedoeld in het eerste lid heeft verzocht, in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.
5. Een advies als bedoeld in het eerste lid wordt door het adviescollege gemotiveerd, waarbij wordt ingegaan op de in het derde lid genoemde afwegingen, en behelst of een dienstverband aanvaardbaar, aanvaardbaar onder voorwaarden, of niet aanvaardbaar is.
6. Indien het adviescollege voornemens is een advies uit te brengen concluderende dat het dienstverband niet aanvaardbaar of slechts onder voorwaarden aanvaardbaar is, brengt het adviescollege de bewindspersoon of de gewezen bewindspersoon daarvan op de hoogte en stelt het deze opnieuw in de gelegenheid te worden gehoord.
7. Een bewindspersoon informeert Onze Minister-President over het verzoek om een advies als bedoeld in het eerste lid.
8. Het adviescollege brengt binnen twee weken na een verzoek om advies als bedoeld in het eerste lid advies uit aan de bewindspersoon of de gewezen bewindspersoon die dit verzoek heeft ingediend.
9. In afwijking van het achtste lid wordt een advies binnen vier weken uitgebracht, indien:
a. de bewindspersoon of de gewezen bewindspersoon wordt gehoord als bedoeld in het vierde of zesde lid;
b. het adviescollege de bewindspersoon of de gewezen bewindspersoon om additionele informatie verzoekt; of
c. in overleg met de bewindspersoon of de gewezen bewindspersoon de termijn van twee weken is verlengd.
10. Gedurende een periode van twee jaar nadat hem door Ons ontslag is verleend, wordt de naam van de gewezen bewindspersoon en een door hem aanvaard dienstverband op de website van het adviescollege openbaar gemaakt. De gewezen bewindspersoon stelt hiertoe binnen twee weken na het aanvaarden van een dienstverband het adviescollege daarvan op de hoogte.
11. Een advies als bedoeld in het eerste lid wordt binnen twee weken nadat het desbetreffende dienstverband is aanvaard, openbaar gemaakt op de website van het adviescollege gedurende een periode van twee jaar.
12. Documenten betreffende het verzoek om een advies als bedoeld in het eerste lid zijn niet openbaar.
13. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot een advies als bedoeld in het eerste lid regels gesteld over ten aanzien van:
a. de procedure van het verzoek; en
b. de additionele gegevens, naast naam, adres, woonplaats en telefoonnummer, die de bewindspersoon of de gewezen bewindspersoon aanlevert.
14. Bij algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot de bewaartermijn van de in het kader van een advies als bedoeld in het eerste lid aangeleverde gegevens regels gesteld.
1. Een gewezen bewindspersoon gaat binnen twee jaar na zijn ontslag geen dienstverband aan bij zijn voormalig ministerie, noch bij een ander ministerie voor zover hij bij beleidsterreinen van dat andere ministerie intensief en meer dan incidenteel betrokken is geweest.
2. Onze Minister die het aangaat kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Onze Minister doet binnen twee weken na verlening van een ontheffing hiervan mededeling in de Staatscourant.
3. Onze Minister die het aangaat kan het adviescollege om advies verzoeken met betrekking tot de wenselijkheid van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid.
4. Ten aanzien van de adviezen als bedoeld in het derde lid is artikel 2, elfde tot en met veertiende lid, van overeenkomstige toepassing.
1. Een gewezen bewindspersoon heeft binnen twee jaar na zijn ontslag geen zakelijk contact met de ambtenaren die onder zijn voormalig ministerie ressorteren, noch met ambtenaren die onder andere ministeries ressorteren over de beleidsterreinen waarover de gewezen bewindspersoon voor zijn ontslag intensief en meer dan incidenteel contact had.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een gewezen bewindspersoon die een dienstverband aangaat bij een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet normering topinkomens.
3. Onze Minister die het aangaat kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Onze Minister doet binnen twee weken na verlening van een ontheffing hiervan mededeling in de Staatscourant.
4. Onze Minister die het aangaat kan advies van het adviescollege verzoeken met betrekking tot de wenselijkheid en de reikwijdte van een ontheffing als bedoeld in het derde lid.
5. Ten aanzien van de adviezen als bedoeld in het vierde lid is artikel 2, elfde tot en met veertiende lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7a van de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «Artikel 24, derde lid, van de Werkloosheidswet is» vervangen door «Onverminderd het zesde en zevende lid, is artikel 24, derde lid, van de Werkloosheidswet».
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Indien het adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers op grond van artikel 2 van de Wet regels vervolgfuncties bewindspersonen met betrekking tot een dienstverband een negatief advies heeft gegeven omtrent de aanvaardbaarheid ervan binnen twee jaar na de datum van het ontslag van betrokkene, wordt dat dienstverband niet aangemerkt als passende arbeid.
7. Dienstverbanden waarvoor geen ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet regels vervolgfuncties bewindspersonen, worden niet aangemerkt als passende arbeid.
De Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In aanvulling op het eerste lid heeft het adviescollege tot taak:
a. een bewindspersoon of gewezen bewindspersoon te adviseren over de aanvaardbaarheid van het aangaan van een dienstverband als bedoeld in artikel 2 van de Wet regels vervolgfuncties bewindspersonen;
b. Onze Minister die het aangaat te adviseren over een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3, derde lid, en 4, vierde lid, van de Wet regels vervolgfuncties bewindspersonen, en
c. de adviezen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 3, derde lid, en 4, vierde lid, van de Wet regels vervolgfuncties bewindspersonen, alsmede de naam van een gewezen bewindspersoon en een aanvaard dienstverband, bedoeld in artikel 2, tiende lid, van die wet, openbaar te maken.
B
Aan artikel 3, vierde lid, wordt aan het eind toegevoegd «, tenzij dit een functie als lid van een hoogste toezichthoudend orgaan van een rechtspersoon of instelling betreft».
In de alfabetische volgorde van de bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid wordt opgenomen: Wet regels vervolgfuncties bewindspersonen: artikel 2, twaalfde lid.
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,