Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2024
Sinds 17 februari 2024 is de digitaledienstenverordening1 (de Digital Services Act, hierna «DSA») van toepassing op alle aanbieders van tussenhandeldiensten. Bij brief van 13 februari jl.2 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voorlopige aanwijzing van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als bevoegde autoriteit en digitaledienstencoördinator onder de DSA.3 De ACM kan op grond van dit voorlopige aanwijzingsbesluit een aantal handelingen ter uitvoering van de DSA verrichten, waaronder deelname aan de besluitvorming en stemming in de zogenaamde digitaledienstenraad. De ACM kan op grond van het besluit echter nog geen toezichtsbevoegdheden inzetten of handhavend optreden. Dat kan pas wanneer de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening in werking is getreden.
In mijn voornoemde brief heb ik ook de stand van zaken van het voorstel voor de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening toegelicht. De zorgvuldige voorbereiding van het wetsvoorstel en bijbehorende memorie van toelichting in afstemming met alle betrokken partijen hebben ervoor gezorgd dat het niet mogelijk was om de implementatiewetgeving binnen de korte termijn die de DSA voorschrijft (15 maanden) tot stand te doen komen. In mijn brief heb ik aangegeven dat het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 7 februari jl. op dat moment nog werd verwerkt en dat het mijn streven was het wetsvoorstel daarna zo spoedig mogelijk bij uw Kamer in te dienen. Vandaag is het wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend.
Ik voel de urgentie om de ACM en de Autoriteit persoonsgegevens (AP) aan te wijzen als beoogde bevoegde autoriteiten in Nederland en van de benodigde (toezichts- en handhavings)bevoegdheden te voorzien. Uw Kamer voelt die urgentie ook, gelet op de motie van het lid Sjoerdsma van 6 juni 20234, de recente Kamervragen van de leden Kathmann en Koekkoek over het niet tijdig invoeren van de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening5 en het verzoek van de vaste commissie voor Digitale Zaken van uw Kamer om aan te geven wanneer het wetsvoorstel voor bij uw Kamer zal worden ingediend.6 Ook de Europese Commissie dringt aan op een zo snel mogelijke behandeling van het wetsvoorstel, zoals ook beschreven in mijn voornoemde brief van 13 februari jl.
Gelet op de aangenomen motie van uw Kamer en het grote belang van daadkrachtig toezicht op en handhaving van de DSA, spreek ik namens het kabinet de hoop uit dat uw Kamer het wetsvoorstel voor de Uitvoeringwet Digitaledienstenverordening met voortvarendheid in behandeling zal nemen. Uiteraard zal ik van mijn kant ook al het mogelijke doen om uw Kamer hierbij van dienst te zijn.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens