Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot uitvoering van Verordening (EU) 2023/1113 (hierna: de verordening) van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 (hierna: de vierde anti-witwasrichtlijn) (PbEU 2023, L 150).1 De verordening wordt op 30 december 2024 van toepassing, op dat moment dient ook de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn in nationale wet- en regelgeving geïmplementeerd te zijn. Als bijlage bij deze toelichting is een transponeringstabel opgenomen voor de verordening en de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn.
De belangrijkste onderdelen van dit wetsvoorstel betreffen wijzigingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (hierna: Wwft), die voortvloeit uit de vierde anti-witwasrichtlijn. Zo wordt de reikwijdte van de Wwft uitgebreid naar negen categorieën aanbieders van cryptoactivadiensten, waar dit er momenteel maar twee zijn, en worden er een aantal verscherpte onderzoeksmaatregelen geïntroduceerd in de Wwft die gelden voor aanbieders van cryptoactivadiensten. De aanbieders van cryptoactivadiensten die onder de reikwijdte van de Wwft komen te vallen, worden middels dit wetsvoorstel ook onder de Sanctiewet 1977 gebracht.
Tegelijk met deze verordening zal Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende cryptoactivamarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/1937 (PbEU 2023, L 150) (hierna: MiCA) van toepassing worden. MiCA reguleert de uitgifte van cryptoactiva en het verlenen van cryptoactivadiensten in bredere zin. Titel V van MiCA reguleert de aanbieders van cryptoactivadiensten. Hiermee komt er een nieuw stelsel voor cryptoactivadienstverleners en dienen beide verordeningen in samenhang te worden gelezen.
In paragraaf 2 en 3 wordt het Europeesrechtelijk kader geschetst. In paragraaf 2 worden de belangrijkste wijzigingen van de verordening betreffende geldovermakingen uiteengezet. In paragraaf 3 komen apart de wijzigingen die de vierde anti-witwasrichtlijn met zich brengt aan de orde. In paragraaf 4 zal worden ingegaan op de belangrijkste wijzigingen die dit met zich meebrengt voor de Wwft. In paragraaf 10 zal nader worden ingegaan op het overgangsrecht. Inparagraaf 5 wordt beschreven wat de punten uit dit wetsvoorstel betekenen voor gegevensverwerking, waarna de paragraaf volgt over de regeldrukeffecten.
De verordening vervangt Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (verder: Verordening (EU) 2015/847). Aangezien omvangrijke wijzigingen nodig waren, is omwille van de duidelijkheid tot herschikking van Verordening (EU) 2015/847 overgegaan.
Met Verordening (EU) 2015/847 werd gewaarborgd dat de vereisten van de Financial Action Task Force («FATF») inzake aanbieders van elektronische overmakingsdiensten, en met name de verplichting voor aanbieders van betalingsdiensten om bij geldovermakingen informatie over de betaler en de begunstigde te verstrekken, in de gehele Unie op eenvormige wijze ten uitvoer zijn gelegd. In juni 2019 zijn de FAFT normen over nieuwe technologieën vastgesteld. Deze wijzigingen zijn bedoeld om (in de terminologie van de FATF) virtuele activa en aanbieders van virtueleactivadiensten te reguleren. Deze normen hebben nieuwe en soortgelijke verplichtingen ingevoerd voor aanbieders van virtueleactivadiensten, om zo de traceerbaarheid van overdrachten van virtuele activa te faciliteren. Ingevolge deze normen moeten aanbieders van virtueleactivadiensten bij overdrachten van virtuele activa informatie toevoegen over de initiators en begunstigden. Deze verplichtingen vinden hun weerslag in de verordening.
De traceerbaarheid van overmakingen van geld en overdrachten van cryptoactiva is een bijzonder belangrijk hulpmiddel om het witwassen van geld en terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken. Om te verzekeren dat de informatie in de loop van de gehele keten van betalingen en de gehele keten van overdracht van cryptoactiva wordt doorgegeven, is het noodzakelijk te voorzien in een systeem dat aanbieders van cryptoactivadiensten ertoe verplicht bij overdrachten van cryptoactiva informatie over de initiator en de begunstigde te voegen, net zoals nu al het geval is voor betalingsdienstaanbieders in het geval van geldovermakingen.
Aangezien Verordening (EU) 2015/847 momenteel enkel van toepassing is op overmakingen van geldmiddelen, dat wil zeggen op bankbiljetten en munten, giraal geld en elektronisch geld als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad, wordt het toepassingsgebied met de herschikking aangepast waardoor de verordening ook ziet op informatie-uitwisseling bij de overdracht van cryptoactiva.
De verordening heeft directe werking. Desalniettemin is het noodzakelijk om de Nederlandse wetgeving op bepaalde punten aan te passen. Het gaat hierbij om met name om uitvoering van de verordening mogelijk te maken door bepaalde definities in de Wwft te wijzigen, de juiste verwijzingen naar de verordening op te nemen, DNB aan te wijzen als toezichthouder voor zover het gaat om (intermediaire) betalingsdienstaanbieders als bedoeld in artikel 3, onderdelen 5 en 6 van de verordening en AFM aan te wijzen als toezichthouder voor (intermediaire) aanbieders van cryptoactivadiensten als bedoeld in artikel 3, onderdelen 15 en 16 van de verordening. Dit vindt plaats door middel van onderhavig wetsvoorstel. Daarnaast wordt voorzien in een wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wwft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector.
De verordening wijzigt de vierde anti-witwasrichtlijn. Vanwege de wijzigingen die de verordening aanbrengt in de vierde anti-witwasrichtlijn, komen bijna alle aanbieders van cryptoactivadiensten die gereguleerd worden door MiCA binnen het bereik van de vierde anti-witwasrichtlijn te vallen. Het huidige nationale stelsel voor cryptoactivadienstverleners wordt vervangen door een omvattender Europees stelsel voor een bredere groep instellingen waarbij de markttoegang en governance worden gereguleerd middels de Wet op het financieel toezicht – op basis van MiCA – en de materiële voorschriften ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme worden neergelegd in de Wwft – op basis van de verordening.
De vierde anti-witwasrichtlijn bevat twee kernverplichtingen ter voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme, te weten de verplichting om cliëntenonderzoek te verrichten en de verplichting om ongebruikelijke transacties te melden bij de Financiële inlichtingen eenheid (hierna: FIU). Op basis van de vierde anti-witwasrichtlijn gelden deze verplichtingen nu alleen voor twee categorieën cryptoactivadienstverleners, namelijk aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta (in regulier spraakgebruik zijn dit crypto activa) en fiduciaire valuta (in reguliere spraakgebruik zijn dit door de overheid uitgegeven valuta). Om bestaande mazen in het kader ter bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering te dichten verandert de verordening de vierde anti-witwasrichtlijn waarmee alle categorieën aanbieders van cryptoactivadiensten die worden gereguleerd door MiCA, behalve de aanbieders die advies verlenen over cryptoactiva, onder het bereik komen van de vierde anti-witwasrichtlijn en daarmee dus cliëntenonderzoek moeten gaan doen en ongebruikelijke transacties moeten gaan melden.
De wijzigingen in de vierde anti-witwasrichtlijn introduceren daarnaast aanvullende onderzoeksmaatregelen voor aanbieders van cryptoactivadiensten. Deze aanvullende onderzoeksmaatregelen zijn van toepassing wanneer aanbieders van cryptoactivadiensten een correspondentrelatie aangaan.
Relaties tussen aanbieders van cryptoactivadiensten enerzijds en in derde landen gevestigde entiteiten anderzijds ten behoeve van overdrachten van cryptoactiva of het aanbieden van soortgelijke cryptoactivadiensten, vertonen overeenkomsten met correspondentbankrelaties met een respondentinstelling in een derde land. Dergelijke relaties brengen ook dezelfde verhoogde integriteitsrisico’s met zich mee. Daarom is de definitie van correspondentrelatie in de vierde anti-witwasrichtlijn aangepast, zodat ook betrekkingen die zijn aangegaan voor cryptoactivatransacties of overdrachten van cryptoactiva kwalificeren als correspondentrelatie. In het verlengde hiervan introduceert de vierde anti-witwasrichtlijn verscherpte onderzoeksmaatregelen indien aanbieders van cryptoactivadiensten een grensoverschrijdende correspondentrelatie aangaan. De extra onderzoeksmaatregelen die dan gelden zijn in beginsel vergelijkbaar met de verscherpte onderzoeksmaatregelen die gelden voor banken en andere financiële ondernemingen die een correspondentrelatie aangaan.
Tevens zijn er aanvullende onderzoeksmaatregelen wanneer er een overdracht plaatsvindt van een cryptoactiva naar of vanuit een zelfgehost adres. Zelfgehoste adressen zijn adressen die niet zijn gekoppeld aan een aanbieder van cryptoactivadiensten.
Wanneer er een overdracht plaatsvindt van een cryptoactiva naar of vanuit een zelfgehost adres, gaat dit gepaard met potentieel hoge integriteitsrisico's. Dit omdat niet altijd duidelijk is wie de eigenaar is van het adres. Daarom introduceert de vierde anti-witwasrichtlijn aanvullende maatregelen die getroffen moeten worden door aanbieders van cryptoactivadiensten als zij interacteren met zelfgehoste adressen. Zo moeten aanbieders analyseren welke risico's er aan de transacties verbonden zijn. Hiertoe dienen zij te beschikken over interne beleidsregels, procedures en controles. Ingeval de aanbieder van cryptoactivadiensten er kennis van heeft of heeft gekregen dat de informatie over de initiator of begunstigde die het zelfgehoste adres gebruikt niet klopt of indien de aanbieder van cryptoactivadiensten bij overdrachten waarbij zelfgehoste portemonnees betrokken zijn te maken krijgt met ongebruikelijke of verdachte transactiepatronen of een verhoogd risico op het witwassen van geld en terrorismefinanciering, moet die aanbieder in voorkomend geval verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen treffen om de risico's op passende wijze te beheren en te beperken.
Zoals hierboven reeds uiteen is gezet, ziet deze verordening op zowel de wijziging van de verordening betreffende geldovermakingen, als de vierde anti-witwasrichtlijn en moet deze verordening in samenhang bezien worden met de implementatie van MiCA. Deze implementatiewet bestaat vrijwel uitsluitend uit de implementatie van de wijzigingen van de vierde anti-witwasrichtlijn en niet zozeer uit de wijzingen in de verordening betreffende geldovermakingen. In paragraaf 2 van de toelichting is beschreven dat de verordening veelal directe werking heeft en geen nadere implementatie behoeft. De enige wijzigingen van nationale wetgeving waar de verordening toe noopt, zijn de aanpassingen van verwijzingen naar de verordening betreffende geldovermakingen, die reeds zijn neergelegd in nationale regelgeving, de Wwft. Met de verordening wordt daarnaast, middels artikelen 38 tot en met 40 van de verordening, een aantal wijzigingen doorgevoerd in de vierde anti-witwas richtlijn. In paragraaf 3 van de toelichting is dat reeds in algemene termen uiteengezet.
Hieronder worden de grootste inhoudelijke wijzigingen op dat vlak afzonderlijk uiteengezet. Ook hiervoor geldt dat de te wijzigen bepalingen zijn neergelegd in de Wwft. Tot slot wordt de relatie met de invoering van MiCA toegelicht indien relevant bij deze afzonderlijke onderdelen.
Met de toepassing van MiCA wordt de groep gereguleerde instellingen die cryptoactivadiensten aanbieden uitgebreid. Om aan te sluiten bij MiCA worden nieuwe categorie instellingen toegevoegd aan de Wwft, namelijkaanbieders van cryptoactivadiensten. Dit zijn aanbieders genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel 16, van MiCA, met uitzondering van partijen die advies geven over cryptoactiva. Deze groep instellingen zal voortaan aangeduid worden onder de verzameltermen «aanbieders van cryptoactivadiensten». Teneinde aanbieders van cryptoactivadiensten onder het bereik van de Wwft te brengen is de lijst met «andere financiële ondernemingen» in de Wwft uitgebreid met aanbieders van cryptoactivadiensten. Dit heeft tot gevolg dat deze al deze partijen aan de twee eerdergenoemde kernverplichtingen van de Wwft zullen moeten voldoen, namelijk het verrichten van cliëntenonderzoek en het melden van ongebruikelijke transacties. De aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta komen te vervallen als afzonderlijke instellingen in de vierde anti-witwasrichtlijn. Daarnaast dient het nationale registratieregime zoals opgenomen in hoofdstuk 3a te vervallen, nu de vergunning voor cryptoactivadiensten geharmoniseerd wordt in op Europees niveau met de invoering van MiCA.
In de Wwft is opgenomen wanneer instellingen verscherpt cliëntenonderzoek moeten verrichten. De geldende verplichtingen worden uitgebreid met de gevallen waarin aanbieders van cryptoactivadiensten verscherpte onderzoeksmaatregelen moeten treffen. Dit is het geval wanneer aanbieders van cryptoactivadiensten een correspondentrelatie aangaan en/of wanneer er overdracht plaatsvindt van een cryptoactiva naar of vanuit een zelfgehost adres.
Indien een cryptodienstverlener een correspondentrelatie aangaat moet de aanbieder bij het aangaan van een nieuwe correspondentrelatie bepalen of en in hoeverre de respondent blootstaat aan risico's, op basis van diens reputatie, de kwaliteit van het toezicht en diens controles op de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering. Op basis van de aldus vergaarde informatie moeten aanbieders van cryptoactivadiensten passende risicobeperkingsmaatregelen treffen, waarbij er met name rekening mee moet worden gehouden dat entiteiten zonder registratie en zonder vergunning potentieel een hoger risico op het witwassen van geld en terrorismefinanciering vormen.
Daarnaast dienen aanbieders van cryptoactivadiensten over interne beleidsregels en procedures te beschikken teneindehet risico op het witwassen van geld en terrorismefinanciering dat verbonden is aan overdracht van cryptoactiva naar of vanuit een zelfgehost adres vast te stellen en te beoordelen. Indien er een reden is om risicobeperkende maatregelen te treffen, dienen die in verhouding te staan tot de vastgestelde risico's. Zo kunnen aanbieders van cryptoactivadiensten bijvoorbeeld eisen om aanvullende informatie over de oorsprong en de bestemming van de overgemaakte cryptoactiva te ontvangen, maar zij kunnen ook de monitoring van de transacties aanscherpen al naar gelang het vastgestelde risico.
Het aangepaste artikel 45, negende lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn bevat de lidstaatoptie om een centraal contactpunt aan te wijzen voor aanbieders van cryptoactivadiensten met een hoofdkantoor in een andere lidstaat en met een vestiging in Nederland, niet zijnde een bijkantoor. Er is gekozen om gebruik te maken van deze lidstaatoptie omdat het centrale contactpunt erop zal toezien of partijen zonder hoofkantoor in Nederland de regels uit de Wwft naleven. Dit geeft een extra controle op deze partijen. Indien hier onduidelijkheden over ontstaan kan de toezichthouder tevens documenten en informatie opvragen bij het centraal contactpunt.
Het kabinet is voornemens om de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan te wijzen om toezicht te houden op MiCa voor de verplichtingen die gelden voor aanbieders van cryptoactivadiensten. Als gevolg hiervan wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld de AFM ook aan te wijzen als de toezichthouder die toezicht zal houden op de verplichtingen voor aanbieders van cryptoactivadiensten die voortvloeien uit de verordening en op de verplichtingen uit de Wwft. De AFM zal in de regeling «Aanwijzing rechtspersonen Sanctiewet 1977» tevens aangewezen worden als de toezichthouder op de naleving van de Sanctiewet 1977 door aanbieders van cryptoactivadiensten. Dit omdat het gebruikelijk is dat de toezichthouder die de (hoofd)vergunning afgeeft voor het verlenen van een financiële dienst ook de toezichthouder is voor wat betreft de integriteitsnormen. Dit betekent in de praktijk dat het reeds bestaande integriteitstoezicht dat DNB in de huidige situatie houdt op aanbieders van virtuele bewaarportemonnees en aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta, vanwege de implementatie van MiCA zal overgaan naar de AFM. De verdeling van het toezicht is uitvoerig besproken met de AFM en DNB. Zij zullen onderling afspraken maken om het Wwft en Sanctiewet 1977 toezicht zo soepel mogelijk te laten overgaan.
Onder het regime van de verordening zullen persoonsgegevens worden verwerkt, niet alleen door de onder toezicht staande instellingen zelf, maar ook door de bevoegde autoriteiten. De uitvoering van de verplichtingen uit de verordening alsmede de Wwft kunnen gepaard gaan met de verwerking van persoonsgegevens. De verordening biedt hiervoor grondslagen. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening dient in lijn te zijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Het ligt daarom in de rede dat de genoemde verwerkers voor deze verwerkingen een data protection impact assessment (DPIA) opstellen.
Met de verordening wordt de groep aanbieders van cryptoactivadiensten die onder de vierde anti-witwasrichtlijn vallen uitgebreid. Hiermee worden alle aanbieders, die met MiCA gereguleerd worden2, onder het bereik van de anti-witwasregels gebracht. Dit heeft tot gevolg dat er in de toekomst negen categorieën aanbieders van cryptoactivadiensten onder de Wwft vallen, waar dat er momenteel nog maar twee zijn. In Europees verband is ervoor gekozen de reikwijdte van de vierde anti-witwasrichtlijn uit te breiden omdat is geconstateerd dat bij meerdere soorten cryptodienstverlening risico’s bestaan ten aanzien van witwassen en terrorismefinanciering.3 Kortom, de huidige reikwijdte van de vierde anti-witwasrichtlijn is niet afdoende om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan in de sector. Het gevolg hiervan is dat straks meer partijen aan verplichtingen uit de Wwft moeten voldoen, waarbij sprake zal zijn van gegevensverwerking.
In het kader van het cliëntenonderzoek zullen aanbieders van cryptoactivadiensten persoonsgegevens verzamelen van hun cliënten, net zoals andere instellingen die onder de Wwft vallen. Het gaat hierbij om de gegevens zoals opgenomen in artikel 3 tot en met 9 van de Wwft.
Ten behoeve van het cliëntenonderzoek worden verschillende persoonsgegevens verzameld. Zo dienen cliënten geïdentificeerd te worden en hun identiteit geverifieerd. Dit geldt ook voor de uiteindelijk belanghebbende van cliënten. Deze informatie wordt opgevraagd bij de cliënten zelf. Ook dienen op basis van de Wwft transacties van cliënten gemonitord te worden om zo ongebruikelijkheden in transactiepatronen te kunnen detecteren en te melden bij de FIU. Middels transactiemonitoring krijgen aanbieders van cryptoactivadiensten inzicht in de financiële gegevens van cliënten.
De wijzigingen in de vierde anti-witwasrichtlijn behelzen ook dat, indien aanbieders van cryptoactivadiensten een correspondentrelatie aangaan en/of wanneer er overdracht plaatsvindt van een cryptoactiva naar of vanuit een zelfgehost adres, er verscherpt cliëntenonderzoek dient plaats te vinden. De aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn introduceert voor wat betreft het aangaan van een correspondentrelatie door een aanbieder van cryptoactivadiensten soortgelijke eisen die in al verankerd liggen in artikel 8, vierde lid, Wwft. In dit kader kunnen persoonsgegevens worden verzameld op basis van artikel 8, vierde lid, onderdeel e, Wwft. Ook hierbij gaat het om gegevens over de identiteit van de client (van de respondentinstelling).
Daar waar het gaat om dienstverlening gerelateerd aan een zelfgehost adres vereist de vierde anti-witwasrichtlijn dat er risicobeperkende maatregelen worden getroffen. Dit kan tot gevolg hebben dat er persoonsgegevens worden verwerkt. Dit schept ruimte om maatregelen te treffen ter identificatie en verificatie van de identiteit van de initiator of de begunstigde of van de uiteindelijke belanghebbende van de initiator of begunstigde. Daarbij kunnen aanbieders, indien nodig, aanvullende informatie opvragen over de oorsprong en de bestemming van de overgemaakte cryptoactiva en kan de permanente monitoring van transacties aangescherpt worden. Ook hiermee kan inzicht worden verkregen in de financiële gegevens van de initiator of de begunstigde die betrokken is bij de overdracht van cryptoactiva.
Tot slot zal de toezichthouder op aanbieders van crytoactivadiensten, de AFM, persoonsgegevens verwerken. Dit omdat de AFM bij de aanbieders, in het kader van haar toezicht, ook clientgegevens kan opvragen. Daarbij kan de AFM straks ook informatie opvragen, in het kader van haar toezicht, bij het centraal contactpunt dat er gaat komen op basis van artikel 2e, eerste lid, Wwft (nieuw). In dit kader kunnen ook persoonsgegevens verwerkt worden door de AFM. Op de AFM gelden echter de geheimhoudingsbepalingen zoals opgenomen in artikel 22 e.v. van de Wwft.
De aanbieders van cryptoactivadiensten die onder de Wwft vallen zullen ook onder de reikwijdte van de Sanctiewet 1977 komen. Dit betekent dat deze aanbieders de verplichtingen die voortvloeien uit de Sanctiewet 1977 zullen moeten naleven, zoals het zich ervan te vergewissen dat hun cliënten niet opgenomen zijn op sanctielijsten. Ook voor dit doel zullen aanbieders persoonsgegevens verwerken. Het zal hierbij gaan om gegevens over de identiteit van cliënten, nu op basis hiervan de screening tegen sanctielijsten zal plaatsvinden. Op het moment dat een client voorkomt op een sanctielijst, wordt hier notitie van gemaakt en worden eventuele tegoeden bevroren.
Ook voor de Sanctiewet 1977 geldt dat de AFM, in het kader van haar toezicht, gegevens kan opvragen waardoor er sprake kan zijn van de verwerking van persoonsgegevens door de toezichthouder.
De verschillende verwerkingen van persoonsgegevens op grond van het onderhavige wetsvoorstel volgen rechtstreeks uit verplichtingen uit de vierde anti-witwasrichtlijn. Bij de totstandkoming van de vierde anti-witwasrichtlijn is overwogen dat het belang van het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme het verwerken van persoonsgegevens rechtvaardigt. De verwerking van persoonsgegevens vindt plaats ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering. Het verrichten van cliëntenonderzoek draagt in grote mate bij aan het op effectieve wijze voorkomen en bestrijden van witwassen en financieren van terrorisme. Ten einde signalen die duiden op onder meer witwassen of terrorismefinanciering te kunnen herkennen, is het verwerven van kennis en informatie over de identiteit van een cliënt onmisbaar. Ook voor het functioneren van de (Nederlandse) autoriteiten is deze informatie essentieel.
Tegelijkertijd dient het verwerken van persoonsgegevens beperkt te blijven tot hetgeen noodzakelijk is voor de naleving van de verplichtingen uit de vierde anti-witwasrichtlijn. Dit is ook uitdrukkelijk overwogen bij de totstandkoming van de vierde anti-witwasrichtlijn en komt terug in artikel 34a van de Wwft. Persoonsgegevens die zijn verzameld in het kader van het cliëntenonderzoek mogen niet verder worden verwerkt voor een doel dat onverenigbaar is met dit nalevingsdoel.
In artikel 34a Wwft zijn ook andere waarborgen verankerd ter bescherming van persoonsgegevens van cliënten. Zo dient een instelling een cliënt vooraf te informeren over het verwerken van de persoonsgegevens en gelden er bewaartermijnen en de plicht tot vernietiging van persoonsgegevens na verstrijking daarvan.
Op de gegevensverwerking die plaatsvindt in het kader van de Sanctiewet 1977 gelden de (algemene) bepalingen uit AVG. Ook voor deze gegevens geldt dat het verwerken van persoonsgegevens beperkt blijft tot hetgeen noodzakelijk is voor de naleving van de verplichtingen uit de Sanctiewet 1977.
De voorontwerpen van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn conform artikel 36, vierde lid, van de AVG voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft op 26 september 2023 advies uitgebracht.4 Zij heeft daarin aangegeven dat het wetsvoorstel haar geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Zoals in paragraaf 4 is aangegeven hebben de wijzigingen van de verordening betreffende geldovermakingen veelal directe werking en behoeven deze geen nadere implementatie, behoudens enkele aanpassingen van verwijzingen in bestaande regelgeving. De regeldrukeffecten van deze bepalingen komen derhalve niet voort uit nationale regelgeving, om deze reden worden de effecten voor regeldruk niet in beeld gebracht.
De verordening wijzigt echter ook de vierde anti-witwasrichtlijnen waarvan de nationale implementatie wel regeldrukeffecten in zich draagt. Zo wordt de reikwijdte uitgebreid van de aanbieders van cryptoactivadiensten die binnen de reikwijdte van de Wwft vallen. Dit is uiteengezet in paragraaf 4 van deze toelichting. Op dit moment vallen enkel de aanbieders van virtuele bewaarportemonnees en aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele en fiduciaire valuta onder de Wwft en de Sanctiewet 1977. Voor deze partijen geldt dat zij aan een aantal nieuwe verplichtingen uit de Wwft zullen moeten voldoen die regeldruk opleveren. Voor de nieuwe aanbieders van cryptoactivadiensten die onder het bereik van de Wwft en Sanctiewet 1977 komen te vallen, geldt dat zij straks in één keer aan voor hen nieuwe verplichtingen uit de Wwft en Sanctiewet 1977 moeten voldoen.
In het navolgende wordt toegelicht wat de regeldrukgevolgen zijn voor zowel bestaande als nieuwe aanbieders van cryptoactivadiensten die onder de Wwft en Sanctiewet 1977 vallen.
In deze paragraaf wordt toegelicht welke onderdelen van de vierde anti-witwasrichtlijn gevolgen hebben voor de regeldruk van partijen. Omdat er op dit moment geen goede schatting gemaakt kan worden van het aantal nieuwe diensten die zullen worden aangeboden, de hoeveelheid cliënten die bediend zullen worden en het aantal meldingen dat gedaan zal worden, wordt voor het berekenen van de regeldrukeffecten gekeken naar de kosten per (nieuwe) wettelijke verplichting.
Uit het openbaar register van DNB blijkt dat er momenteel5 37 geregistreerde cryptopartijen zijn, die momenteel onder de Wwft en Sanctiewet 1977 vallen. Voor deze partijen, die straks onder dienst a en c zullen vallen van artikel 3, eerste lid, onderdeel 16 van MiCA, geldt dat er aanvullende verplichtingen komen indien er een correspondentrelatie wordt aangegaan en/of indien er overdracht van cryptoactiva plaatsvindt naar of vanuit een zelfgehost adres. Daarbij dienen deze partijen, indien het hoofdkantoor zich in een andere lidstaat bevindt, een centraal contact punt aan te wijzen.
De partijen die reeds onder de Wwft vallen zullen als gevolg hiervan een eenmalige check op het bestaande cliëntenbestand moeten doen en indien nodig aanvullende maatregelen treffen. Ook zullen partijen met een Wwft-registratie een centraal contactpunt moeten aanwijzen.
Met de eenmalige controle op het cliëntenbestand zal geen groot tijdsbeslag gemoeid zijn, nu er informatie kan worden gehaald uit bestaande cliëntendossiers. De schatting is dat de eenmalige controle maximaal 40 uur in beslag zal nemen per aanbieder. Dit hangt evenwel af van de grootte van het klantenbestand. Het tijdsbestek dat gepaard gaat met het treffen van de aanvullende maatregelen, die na de eenmalige controle mogelijk nodig zijn, wordt ook geschat op maximaal 40 uur per aanbieder. Hiermee komen de aanvullende kosten voor partijen die reeds onder de Wwft vallen uit op 3.120 euro per partij (uitgaande van een uurtarief van 39 euro6). Tot slot zullen aanbieders die reeds onder de Wwft vallen een centraal contactpunt moeten aanwijzen. De schatting is dat maximaal 4 uur zal kosten, en hiermee komen de kosten per aanbieder uit op 308 euro (uitgaande van een uurtarief van 77 euro7) wat in totaal uitkomt op 11.088 euro. Voor de huidige toezichtspopulatie komen de nalevingskosten als gevolg van de implementatie van de aangepast vierde anti-witwasrichtlijn, daarmee in totaal uit op 123.408 euro.
In het kader van de Sanctiewet 1977 worden er geen aanvullende eisen gesteld aan de cryptpartijen die reeds onder de Sanctiewet 1977 vallen.
Met het onderhavige wetsvoorstel komen de volgende partijen onder de reikwijdte van de Wwft en Sanctiewet 1977:
het bewaren en beheren van cryptoactiva namens cliënten;
het exploiteren van een cryptoactivahandelsplatform;
het omwisselen van cryptoactiva voor geldmiddelen;
het omwisselen van cryptoactiva voor andere cryptoactiva;
het uitvoeren van cryptoactivaorders namens cliënten;
het plaatsen van cryptoactiva;
het ontvangen en doorgeven van cryptoactivaorders namens cliënten;
het verzorgen van portefeuillebeheer voor cryptoactiva;
het verlenen van cryptoactivaoverdrachtdiensten namens cliënten;
In deze paragraaf kan een onderscheid worden gemaakt tussen partijen die al een Wwft-registratie hebben en aanvullende diensten gaan verlenen en partijen die nog geen Wwft-registratie hebben en cryptodiensten zullen aanbieden.
De verwachting is dat partijen met een Wwft-registratie ook aanvullende, nieuwe gereguleerde cryptodiensten, zullen aanbieden. Deze partijen voldoen al aan de Wwft en hebben de nodige procedures en processen al ingericht. Voor bestaande cliënten waarvoor de Wwft controles al hebben plaatsgevonden en die aanvullende diensten willen afnemen, hoeven er geen extra controles uitgevoerd te worden in het kader van het cliëntenonderzoek. Voor nieuwe cliënten, zullen de Wwft controles wel moeten plaatsvinden. De schatting is dat een aanbieder voor een nieuwe client ongeveer 6 uur zal besteden aan het cliëntenonderzoek. Hiermee komen de kosten per nieuwe client uit op 234 euro (uitgaande van een uurtarief van 39 euro8). Geschat wordt dat de toename van de administratieve lasten als gevolg van de meldplicht, 39 euro per melding van een ongebruikelijke transactie zal zijn (uitgaande van een uurtarief van 39 euro9).
Voor deze aanbieders geldt in de eerste plaats dat zij eenmalige kosten zullen maken voor investeringen in ICT-systemen en het opstellen van beleid en procedures. Daarnaast dient er een risicobeoordeling opgesteld te worden. De investeringskosten worden, rekening houdend met de diversiteit aan deze aanbieders, geschat op 20.000 euro per aanbieder. Het opstellen van beleid en procedures door een hoogopgeleide medewerker per aanbieder neemt naar schatting 80 uur in beslag. De eenmalige kosten voor het opstellen van beleid en procedures zullen derhalve 4.320 euro per aanbieder bedragen (uitgaande van een uurtarief van 54 euro10). Het opstellen van een risicobeoordeling zal maximaal 40 uur kosten, hiermee komen de kosten uit op 2.160 euro per aanbieder. Het totaal aan investeringskosten, per aanbieder, bedraagt in totaal derhalve 26.480 euro.
Een schatting van de structurele regeldrukkosten voor deze aanbieders luidt als volgt. Het totale bedrag dat gemoeid zal zijn met het cliëntenonderzoek door deze aanbieders wordt geschat op 234 euro per cliënt (zes uur per cliënt en een uurtarief van 39 euro voor administratief personeel11). Geschat wordt dat de toename van de administratieve lasten als gevolg van de meldplicht, 39 euro per melding van een ongebruikelijke transactie zal zijn (uitgaande van een uurtarief van 39 euro12).
Aan het actueel houden van de risicobeoordeling en de daarop gebaseerde gedragslijnen, procedures en maatregelen ligt een risicogebaseerde benadering ten grondslag die met zich brengt dat de maatregelen die hiertoe genomen moeten worden per aanbieder kunnen verschillen. Geschat wordt dat dit voor de aanbieders op jaarbasis zal variëren van 780 euro tot 10.800 euro (uitgaande van een tijdsbesteding variërend van 20 tot 200 uur per jaar en een uurloon dat ligt tussen de 39 euro en 54 euro).
Daarnaast kunnen voor de nieuwe aanbieders die onder de Wwft komen te vallen ook regeldrukkosten voortvloeien uit de verplichting om een compliancefunctie en een auditfunctie in te richten. Deze verplichting zal echter niet voor elke partij gelden, nu de Wwft dit alleen voorschrijft indien dit passend is en bij de aard en omvang van de aanbieder past. De kosten daarvan zullen op jaarbasis ongeveer 112.320 euro per aanbieder bedragen (uitgaande van een tijdsbesteding van 1.040 uur per jaar voor zowel de compliance- als de auditfunctie en een uurloon van 54 euro13).
In deze paragraaf wordt toegelicht welke onderdelen van de Sanctiewet 1977 gevolgen hebben voor de regeldruk van partijen. Omdat er op dit moment geen goede schatting gemaakt kan worden van het aantal nieuwe diensten die zullen worden aangeboden, de hoeveelheid cliënten die bediend zullen worden en het aantal meldingen dat gedaan zal worden, wordt voor het berekenen van de regeldrukeffecten gekeken naar de kosten per (nieuwe) wettelijke verplichting.
Partijen met een Wwft-registratie vallen al onder de Sanctiewet 1977 en hoeven geen opstartkosten te maken. Zij zullen wel nieuwe cliënten moeten screenen tegen sanctielijsten. Het screenen van cliënten zal waarschijnlijk gedaan kunnen worden door middel van al aangekochte ICT-systemen. De aanvullende kosten zullen hierdoor minimaal zijn. Dit is echter geheel afhankelijk van het aantal nieuwe cliënten en de prijsafspraken die er zijn gemaakt met de aanbieders van de sanctiescreening tools.
Voor de nieuwe partijen die onder de Sanctiewet 1977 komen te vallen geldt in de eerste plaats dat zij eenmalige regeldrukkosten hebben voor investeringen in ICT-systemen en het opstellen van beleid en procedures met betrekking tot de administratieve organisatie en de interne controle. De ICT-investeringen worden geschat op ongeveer 15.000 euro per aanbieder. Het opstellen van beleid en procedures door een hoogopgeleide medewerker per aanbieder neemt naar schatting 60 uur in beslag. De eenmalige kosten voor het opstellen van beleid en procedures zullen derhalve 3.240 euro per aanbieder bedragen (uitgaande van een uurtarief van 54 euro14). Het totaal aan eenmalige regeldrukkosten zal per aanbieder derhalve 18.240 euro bedragen.
Voor wat betreft de structurele verplichtingen geldt dat het beleid en de procedures met betrekking tot de administratieve organisatie en de interne controle actueel moeten worden gehouden en dat relaties gescreend moeten worden tegen sanctielijsten. Het aantal uur per jaar dat gepaard zal gaan met het actueel houden van beleid en procedures, wordt geschat op 240 uur per jaar, waarmee de kosten hiervoor per aanbieder uitkomen op 12.960 euro (uitgaande van een uurtarief van 54 euro). Het screenen van relaties kan automatisch gedaan worden door middel van ICT-systemen. De kosten hiervoor worden per jaar, per instelling geschat op 10.000 euro. Dit is echter geheel afhankelijk van het aantal cliënten en de prijsafspraken die er zijn gemaakt met de aanbieders van de sanctiescreening tools.
Het wetsvoorstel is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het adviescollege heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat er geen grote gevolgen voor de regeldruk zijn.
Het wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting. De enige kosten voor de overheid betreffen toezichtkosten. In de financiële sector worden alle toezichtkosten gedragen door de onder toezicht staande instellingen zelf.
Met MiCA en TFR is een geheel nieuw regelgevend kader voor cryptoactiva ontstaan. Dit betekent dat er nieuwe kennis en ervaring opgedaan moet worden door toezichthouders en ook ingezet wordt op internationale samenwerking. Daarnaast betreft het een bewegelijke markt, waarbij veel cryptocactivadienstverleners nog geen ervaring hebben met toezicht. Dit samengenomen verwachten de toezichthouders een substantiële groei ten aanzien van de benodigde capaciteit.
Voor het toezicht dat de AFM zal gaan uitvoeren op de cryptosector is de inschatting dat voor het jaar 2025 36 FTE nodig zal zijn. Vanaf 2026 is de inschatting dat zij 33 fte (6,4 miljoen) nodig zullen hebben voor het doorlopend toezicht, waarvan 7 fte gereserveerd is voor TFR.
DNB heeft in 2023–2024 voor het Wwft-toezicht op de crypto-activadienstverleners 14 fte (4,1 miljoen) begroot, DNB zal deze capaciteit voor het toezicht op MiCA en TFR voor de opvolgende jaren behouden. Hiervan is 6,4 fte gereserveerd voor het accounttoezicht. Het accounttoezicht in het kader van TFR zal met name zien op het uitwisselen van informatie tussen de initiator en de begunstigden van de crypto-overmakingen. Ook het integriteitstoezicht valt hieronder.
De kosten die aan de sector worden doorberekend worden opgenomen in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019.
Een voorontwerp van onderhavig wetsvoorstel is voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets voorgelegd aan AFM en DNB.
DNB geeft hierbij aan dat de uitvoeringswet het crypto-registratieregime bij DNB laat vervallen. Buiten de inspanning die DNB zal leveren om een deel van het anti-witwastoezicht wat hier mee samenhangt over te dragen aan de AFM zal de uitvoeringswet niet tot veel additionele werkzaamheden leiden. Daarmee acht DNB deze wet uitvoerbaar. DNB zal wel nog analyseren welke gevolgen de verordening heeft voor de toezichtcapaciteit van DNB.
Uit de toets van AFM volgt dat de nieuwe verplichtingen uitvoerbaar geacht worden. De benodigde capaciteit en bijbehorende kosten van de implementatiewet zijn onderdeel van de AFM begroting 2024 en het nieuwe kostenkader waarover het ministerie nog in overleg is met de AFM. De benodigde capaciteit en bijbehorende kosten zijn grotendeels afhankelijk van de omvang van de toezichtpopulatie die nog onbekend is.
Een voorontwerp van dit wetsvoorstel alsmede een voorontwerp van deze memorie van toelichting zijn openbaar geconsulteerd. Hierop is een reactie ontvangen, die ook openbaar is.
In deze reactie is allereerst een algemene opmerking gemaakt over de balans tussen het stellen van regels rondom witwasbestrijding en het eerbiedigen van de privacy van betrokkenen. Verder wordt in deze reactie gesteld dat de verordening disproportioneel is. Daarbij is onder andere opgemerkt dat er sprake is van een schending van privacy bij artikel 14 t/m 23 van de Verordening (EU) 2023/1113 doordat er privégegevens worden gedeeld bij elke transactie. Primair wordt verzocht om een nietigverklaring van de verordening te vragen bij het Hof van Justitie. Subsidiair wordt er verzocht om een hernieuwde constitutionele toetsing op de haalbaarheid van deze verordening.
Zoals is benoemd in paragraaf 5 zullen onder het regime van de verordening persoonsgegevens worden verwerkt. De anonimiteit en pseudonimiteit van cryptoactiva brengen risico’s met zich mee. Er is een afweging gemaakt om met deze verordening deze risico’s tegen te gaan.
De verschillende verwerkingen van persoonsgegevens op grond van het onderhavige wetsvoorstel volgen rechtstreeks uit de verordening, die directe werking heeft. Dit betekent dat er geen ruimte is voor nationale beleidskeuzes.
Aanbieders van cryptoactivadiensten moeten er te allen tijde voor zorgen dat de overdracht van persoonsgegevens aan de bij een overdracht van cryptoactiva betrokken partijen overeenkomstig de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (hierna AVG) gebeurt. Dit betekent dat de waarborgen ten aanzien van gegevensbescherming uit de AVG ook gelden bij overdrachten in cryptoactiva. Daarnaast is in de verordening vastgelegd dat data niet voor andere doeleinden dan het tegengaan van witwassen en terrorisme financiering ingezet mag worden en dat gegevens slechts vijf jaar bewaard mogen worden.
Tevens is in deze consultatiereactie voorgesteld om het voorgestelde artikel 8, vijfde lid te verplaatsen naar een nieuw artikel 3.2g in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft).
Het nieuwe voorgestelde artikel 8, vijfde lid is een implementatie van het nieuwe artikel 19bis van de aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn en dit artikel ziet op verscherpte onderzoeksmaatregelen. Om deze reden is het niet wenselijk om het voorgestelde artikel 8, vijfde lid te verplaatsen. Wel is het voorgestelde artikel 8, vijfde lid nu aangepast zodat uit het betreffende lid volgt dat het een aanvulling is op artikel 3 Wwft waarin het cliëntenonderzoek is opgenomen.
Overgangsrecht
Voor de groep reeds geregistreerde crypto-dienstverleners die onder de reikwijdte vallen van de lidstaatoptie uit artikel 143 van MiCA is voorzien in overgangsrecht. Wanneer zowel deze wet als de uitvoeringswet verordening cryptoactiva in werking treden verandert het regime zoals dat geldt voor het aanbieden van cryptodienstverlening in Nederland op verscheidene punten. Simpel gesteld kan worden dat de registratieplicht zoals die tot op heden gold op basis van de Wwft, vervangen zal worden door een stelsel dat grotendeels overeenkomt met dat wat geldt voor reguliere financiële instellingen. Voor inwerkingtreding was er sprake van een beperkte registratieplicht waaraan enkele eisen omtrent bedrijfsvoering gekoppeld waren, voor een tweetal categorieën cryptodiensten en waar DNB toezicht op grond van de Wwft uitoefende. Dit stelsel is gebaseerd op nationale wetgeving. Door de volledige harmonisatie van het regime voor cryptodienstverleners van zowel de verordening en MiCA kan dit stelsel niet blijven bestaan. Dit nationale stelsel wordt vervangen door een omvattender Europees stelsel voor een bredere groep instellingen waarbij de markttoegang en governance worden gereguleerd middels de Wet op het financieel toezicht – op basis van MiCA – en de materiële voorschriften ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme worden neergelegd in de Wwft – op basis van de verordening. Bovendien verschuift het toezicht van DNB naar de AFM. De Europese wetgever heeft bij MiCA oog gehad voor de verschillende nationale stelsels en de lidstaatoptie gegeven om een overgangsregime in te richten. Lidstaten mogen op basis van artikel 143 MiCA partijen die reeds onder een nationaal regime vielen toestaan om tot maximaal achttien maanden onder het oude regime hun diensten te blijven aanbieden. Er is ervoor gekozen om deze lidstaatoptie in te korten naar zes maanden.15
Periode en reikwijdte
Het uitgangspunt van deze overgangsbepalingen is geweest om het gebruik en reikwijdte zo veel mogelijk te minimaliseren. De reikwijdte is neergelegd in het voorgestelde eerste lid. Gedurende de overgangstermijn zullen er twee stelsels voor cryptodienstverlening naast elkaar bestaan, hetgeen niet wenselijk is zo lang het niet uiterst noodzakelijk is. Het bestaan van twee stelsels kan verwarrend werken voor consumenten, noopt de toezichthouder tot verschillende werkwijzen en er gaat niet de juiste prikkel uit naar de sector om zo snel mogelijk te voldoen aan het nieuwe stelsel. In overeenstemming met de kaders van artikel 143 van MiCA geldt de overgangsbepaling uitsluitend voor de aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en van bewaarportemonnees die op het moment van inwerkingtreding van deze wet geregistreerd stonden in het register. Daarvoor zal als peildatum de dag van inwerkingtreding van deze wet genomen worden. Beoogd is om het gebruik van deze lidstaatoptie te beperken tot uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van MiCA. De overgangstermijn eindigt eveneens indien de aanbieder in kwestie ofwel in de tussentijd doorgehaald wordt in het register, dan wel is beslist op een aanvraag tot een vergunning op grond van MiCA.
Handhaving en verplichtingen
Gedurende de periode van zes maanden zal de AFM, als nieuwe toezichthouder op cryptodiensten, nog een beperkt aantal handhavingsbevoegdheden hebben ten opzichte van de partijen die vallen onder het overgangsrecht. Daarnaastzullen er verplichtingen van toepassing blijven op de partijen die gebruik maken van het overgangsrecht. Deze bevoegdheden en verplichtingen zijn beperkt tot het noodzakelijke. Ten eerste zullen op de aanbieders gebruik makend van het overgangsrecht de eisen omtrent bedrijfsvoering uit artikelen 23h tot en met 23j van toepassing blijven. Daarnaast zal de AFM het register beheren voor zover dat nodig is voor de overgangstermijn (zie artikel 23f Wwft). Dit betekent evenwel dat de AFM géén nieuwe partijen kan registeren, maar wel de bevoegdheid heeft om de registratie van bestaande partijen door te halen (zie artikel 23d, derde lid, Wwft). Hiertoe kan reden zijn omdat een aanbieder zich gedurende de duur van de overgangstermijn uit het eerste lid niet aan zijn verplichtingen houdt, maar ook omdat een aanbieder hiertoe verzoekt nu deze in Nederland of een andere lidstaat inmiddels een MICA vergunning heeft verkregen. Uiteraard kan de AFM, naast het doorhalen van de registratie, ook haar reguliere handhavingsbevoegdheden uitoefenen (zie verwijzing naar hoofdstuk 4 van de Wwft). Ten overvloede zij opgemerkt dat de AFM vanzelfsprekend ook bevoegd tot handhaving is ten opzichte van overtredingen van de Wwft door de aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en van bewaarportemonnees begaan voor inwerkingtreding van deze wet. Deze verplichtingen, met uitzondering van het registratiestelsel uit hoofdstuk 3a, blijven ongewijzigd van toepassing op voornoemde instellingen.
Sanctiewet 1977
Met onderhavig wetsvoorstel worden de partijen die gehouden zijn aan afdeling 5 van de Sanctiewet 1977 uitgebreid naar alle aanbieders van cryptoactivadiensten waarop de Wwft van toepassing is, waar voorheen afdeling 5 van Sanctiewet 1977 enkel van toepassing was op aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en van bewaarportemonnees.
Om buiten twijfel te stellen dat partijen die voor deze wetswijziging reeds gehouden waren aan afdeling 5 van de Sanctiewet 1977 zich ook tijdens de overgangsperiode aan deze bepalingen dienen te houden, expliceert het derde lid van artikel V dat afdeling 5 van de Sanctiewet 1977 op deze partijen onverminderd van toepassing is.
ARTIKEL I
A
Als gevolg van de verordening wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd in de vierde anti-witwasrichtlijn. De wijzigingen volgen uit artikel 38 van de verordening. De vierde anti-witwasrichtlijn is geïmplementeerd in de Wwft en daarom dient voornamelijk deze wet op een aantal punten gewijzigd te worden. In dit onderdeel wordt ten aanzien van een aantal begripsbepalingen in artikel 1, eerste lid, Wwft wijzigingen aangebracht.
Als gevolg van artikel 3 van de aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn, wordt voorgesteld om de volgende begrippen toe te voegen aan artikel 1, eerste lid, Wwft.
aanbieder van cryptoactivadiensten: dit betreft een rechtspersoon of andere onderneming waarvan de activiteit of het bedrijf bestaat in het beroepsmatig aanbieden van één of meer cryptoactivadiensten aan cliënten. Een cryptoactivadienst, is een dienst of activiteit die verband houdt met een cryptoactivum. In artikel 3, eerste lid, onderdeel 16 van MiCA zijn de vergunningplichtige cryptoactivadiensten opgenomen, het betreft de volgende diensten en/of activiteiten:
het bewaren en beheren van cryptoactiva namens cliënten;
het exploiteren van een cryptoactivahandelsplatform;
het omwisselen van cryptoactiva voor geldmiddelen;
het omwisselen van cryptoactiva voor andere cryptoactiva;
het uitvoeren van cryptoactivaorders namens cliënten;
het plaatsen van cryptoactiva;
het ontvangen en doorgeven van cryptoactivaorders namens cliënten;
het verlenen van advies over cryptoactiva;
het verzorgen van portefeuillebeheer voor cryptoactiva;
het verlenen van cryptoactivaoverdrachtdiensten namens cliënten;
Onderdeel h, het verlenen van advies over cryptoaciva, valt niet onder het bereik van de verordening en de vierde anti-witwasrichtlijn en is daarom uitgesloten in de definitiebepaling. Dit omdat er bij het verlenen van advies geen sprake is van het verrichten van transacties, waarbij er informatie uitgewisseld dient te worden.
cryptoactivum: dit begrip is gedefinieerd in artikel 3, eerste lid, onderdeel 5 van MiCA. Een cryptoactivum betreft een digitale weergave van een waarde of een recht dat elektronisch kan worden overgedragen en opgeslagen, met gebruikmaking van distributed ledger technologie (DLT) of vergelijkbare technologie. Een distributed ledger is een informatieopslagplaats waar afschriften van transacties worden geregistreerd en die wordt gedeeld over en gesynchroniseerd tussen een reeks DLT-netwerkknooppunten, door middel van een consensusmechanism. Een DLT-netwerkknooppunt is een apparaat of proces dat deel uitmaakt van een netwerk en een volledige of gedeeltelijke kopie bevat van de gegevens van alle transacties in een distributed ledger. Deze begrippen zijn gedefinieerd in artikel 3, eerste lid van MiCA.
Indien een cryptoactivum als geldmiddel kan worden aangemerkt of valt binnen een categorie uit artikel 2, tweede tot en met vierde lid, van MiCA, kwalificeert dit niet als cryptoactivum in de zin van de Wwft, maar als een geldmiddel.
verordening betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie: verordening (EU) 2023/1113 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 (PbEU 2023, L 150) vervangt verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PbEU 2015, L 141). Daarom wordt voor de nieuwe verordening een begripsbepaling opgenomen in de Wwft.
zelfgehost adres: dit betreft een distributed ledger adres dat niet gekoppeld is aan een aanbieder van cryptoactivadiensten of een ander, niet in de Unie gevestigde entiteit die soortgelijke diensten aanbiedt als een aanbieder van cryptoactivadiensten. Dit begrip is gedefinieerd in artikel 3, onderdeel 20, van de verordening. Een distributed ledger adres is een alfanumerieke code ter identificatie van een adres op een netwerk met behulp van distributed ledger technologie of een soortgelijke technologie waar cryptoactiva kunnen worden verzonden of ontvangen. Dit volgt uit artikel 3, onderdeel 18, van de verordening.
In dit onderdeel wordt tevens voorgesteld om de volgende definities in artikel 1, eerste lid, Wwft te laten vervallen als gevolg van aangepaste artikel 2 van de vierde anti-witwasrichtlijn.
Een «aanbieder van een bewaarportemonnee» vervalt als instelling onder de vierde anti-witwasrichtlijn, daarvoor in de plaats wordt «een van aanbieder van een cryptoactivadienst» opgenomen als «andere financiële onderneming» onder de vierde anti-witwasrichtlijn. Hierdoor kan de begripsbepaling «aanbieder van een bewaarportemonnee» vervallen in de Wwft.
Vanwege de toevoeging van het begrip «cryptoactivum», wordt voorgesteld om het begrip «virtuele valuta» te laten vervallen.
Tevens wordt in dit onderdeel voorgesteld om in de begripsbepaling in artikel 1, eerste lid, Wwft de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie te vervangen door de verordening betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie. Dit omdat de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie komt te vervallen.
Tot slot wordt in dit onderdeel voorgesteld om in artikel 1, eerste lid, Wwft, de definitie van correspondentrelatie te verruimen zodat ook valutawisseldiensten en relaties die zijn aangegaan voor cryptoactivatransacties of overdrachten van cryptoactiva tevens onder dit begrip komen te vallen. De verruiming van de definitie volgt uit artikel 3, onderdeel 8, van de vierde anti-witwasrichtlijn. In de aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn wordt deze definitie uitgebreid omdat dergelijke correspondentrelaties ook onderworpen moeten worden aan de specifieke verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen die in beginsel vergelijkbaar zijn met de regels die gelden voor banken en andere financiële ondernemingen.
B
Aanbieders van cryptoactivadiensten worden op basis van de wijziging van artikel 3, tweede lid, van de aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn, door toevoeging van het nieuwe onderdeel g aangemerkt als «andere financiële onderneming». Daarom wordt voorgesteld dit begrip op te nemen in het derde lid van artikel 1a Wwft. Tevens wordt voorgesteld het onderdeel dat ziet op bijkantoren van «andere financiële ondernemingen» ook te laten zien op bijkantoren van aanbieders van cryptoactivadiensten. Omwille van de leesbaarheid wordt het onderdeel dat ziet op bijkantoren verplaatst naar een nieuw onderdeel l en wordt het begrip «aanbieders van cryptoactivadiensten» opgenomen in onderdeel k.
Het tweede onderdeel betreft een technische wijziging. Als gevolg van het aanmerken van «aanbieders van cryptoactivadiensten» als «andere financiële onderneming» in artikel 1a, derde lid Wwft, kunnen de onderdelen l en m van artikel 1a, vierde lid, Wwft vervallen. Het aanbieden van de in deze onderdelen genoemde diensten valt onder het bereik van «aanbieders van cryptoactivadiensten». De onderdelen n tot met q tot l tot en met o, in artikel 1a, vierde lid, moeten vanwege het vervallen van de onderdelen l en m worden verletterd.
C
Dit betreft een technische wijziging. Vanwege verlettering van de onderdelen in artikel 1a, vierde lid Wwft (zie onderdeel B), moeten in artikel 1b de verwijzingen naar dit artikellid worden aangepast.
D
In dit onderdeel wordt voorgesteld om de AFM in artikel 1d, derde lid, Wwft te belasten met het Wwft-toezicht op aanbieders van cryptoactivadiensten. Dit omdat het toezicht op deze partijen op basis van MiCA ook bij de AFM zal komen te liggen. Tevens wordt voorgesteld de AFM ook aan te wijzen als de toezichthoudende autoriteit ten aanzien van aanbieders van cryptoactivadiensten die onder de verordening vallen. Het integriteitstoezicht door DNB op aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta komt hiermee te vervallen. Op grond van MiCA mogen reguliere betaaldienstverleners eveneens cryptoactivadiensten aanbieden. DNB blijft de toezichthoudende autoriteit ten aanzien van betaaldienstverleners die onder de verordening vallen.
E
In artikel 2e, eerste lid, Wwft wordt voorgesteld om net als voor instellingen bedoeld in artikel 1a, derde lid, onderdeel b of e Wwft op grond van de lidstaatoptie uit artikel 45, negende lid van de aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn, gebruik te maken van de lidstaatoptie om aanbieders van cryptoactivadiensten met een hoofdkantoor in een andere lidstaat en met vestiging in Nederland, niet zijnde een bijkantoor, te verplichten om een centraal contactpunt aan te wijzen.
F
Voorgesteld wordt om in artikel 3, vijfde lid, onderdeel g, Wwft «de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie» te vervangen door «de verordening betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van cryptoactiva te voegen informatie». De wijzingen in het zevende en tiende lid van artikel 3 Wwft betreffen technische wijzigingen als gevolg van de verlettering van de onderdelen in artikel 1a, vierde lid, Wwft (zie onderdeel B).
G
Voorgesteld wordt om artikel 8 Wwft te wijzigen nu de artikelen 19bis en 19ter, die zien op verscherpte onderzoeksmaatregelen, zijn opgenomen in de aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn. In bepaalde gevallen dienen aanbieders van cryptoactivadiensten maatregelen te treffen. Dit is ten eerste het geval indien een aanbieder van een cryptoactivadienst een grensoverschrijdende correspondentrelatie aangaat. Relaties tussen aanbieders van cryptoactivadiensten enerzijds en in derde landen gevestigde entiteiten anderzijds, ten behoeve van overdrachten van cryptoactiva of het aanbieden van soortgelijke cryptoactivadiensten, vertonen overeenkomsten met correspondentbankrelaties met een respondentinstelling in een derde land. Gezien de overeenkomsten moeten aanbieders van cryptoactivadiensten worden onderworpen aan verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen die in beginsel vergelijkbaar zijn met de maatregelen die gelden voor banken en andere financiële ondernemingen. Hiertoe is artikel 8, vierde lid, Wwft aangepast.
Tevens dienen aanbieders van cryptoactivadiensten, op basis van het nieuwe artikel 19bis van de aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn, te analyseren welke risico's er aan hun transacties verbonden zijn, ook bij overdrachten naar of vanuit zelfgehoste adressen. De aanbieder van van cryptoactivadiensten moet, in aanvulling op het cliëntenonderzoek zoals genoemd in artikel 3 Wwft, maatregelen treffen om de risico's op passende wijze te beheren en te beperken. Deze maatregelen zijn opgenomen in artikel 8, vijfde lid (nieuw), Wwft.
H
Dit betreft een technische wijziging. Vanwege verlettering van de onderdelen in artikel 1a, vierde lid (zie onderdeel B), zijn de juiste verwijzingen opgenomen.
I
Dit betreft een technische wijziging. Vanwege verlettering van de onderdelen in artikel 1a, vierde lid (zie onderdeel B), zijn de juiste verwijzingen opgenomen.
J
Het huidige registratieregime zoals neergelegd in hoofdstuk 3A Wwft, voor aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees, komt te vervallen door artikel 47, eerste lid van de aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn. Aanbieders van cryptoactivadiensten zullen onder MiCA een vergunning moeten aanvragen.
K en L
Artikelen 29 en 30 schrijven voor de overtredingen van verplichtingen waarvoor toezichthouders respectievelijk een last onder dwangsom en een boete kunnen opleggen. Deze onderdelen betreffen technische wijzigingen als gevolg van het vervallen van de artikelen die betrekking hebben op het registratieregime voor cryptopartijen (zie onderdeel J). Daarnaast wordt voorgesteld de verwijzing naar «de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie» te vervangen door «de verordening betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van cryptoactiva te voegen informatie»». Als gevolg hiervan verdienen de artikelen 29 en 30 aanpassing zodat naar de relevante artikelen uit die laatste verordening kan worden verwezen.
M
Dit betreft een technische wijziging. Vanwege de wijziging van artikel 8 Wwft moeten in artikel 33, eerste lid, Wwft, de verwijzingen naar artikel 8 Wwft worden aangepast.
ARTIKEL II
Dit betreft een technische wijziging van artikel 1, onder 2° van de Wet op de economische delicten (WED) onder de zinsnede de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Nu het registratieregime, zoals neergelegd in de artikelen 23b tot en met 23j, komt te vervallen, wordt voorgesteld de verwijzingen naar het registratieregime in de WED te laten vervallen.
ARTIKEL III
Nu aanbieders van wisseldiensten en aanbieders van bewaarportemonnees komen te vervallen als Wwft-instellingen, dienen ook de bepalingen uit de Sanctiewet 1977 die betrekking hebben op deze partijen te vervallen. De verordening introduceert echter ook een nieuwe categorie instellingen, namelijk aanbieders van cryptoactivadiensten, waar de eerdergenoemde partijen ook onder zullen vallen. Er wordt voorgesteld om de Sanctiewet 1977 op deze partijen van toepassing te verklaren. Daartoe dienen de voorgestelde wijzigingen in dit artikel.
ARTIKEL IV
Artikel IV regelt het overgangsrecht. Met de inwerkingtreding van deze wet en MiCA verandert het regime voor de aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en van bewaarportemonnees. In het eerste lid wordt de reikwijdte van zowel de periode als voor welke instellingen dit geldt vastgesteld. In het tweede lid wordt geregeld welke specifieke verplichtingen op de in het eerste lid bedoelde instellingen van toepassing blijft. Daarnaast vastgelegd dat toezichthouders hun reguliere handhavingsbevoegdheden ten aanzien van deze verplichtingen kunnen uitoefen. Tenslotte wordt in het tweede het overgangsrecht van de verplichtingen uit de Sanctiewet 1977 vastgelegd. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar paragraaf 9 van het algemeen deel.
Het derde lid regelt het overgangsrecht voor lopende procedures. Het toezicht op de aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en van bewaarportemonnees verschuift van DNB naar AFM. Mogelijke bestuursrechtelijke procedures kunnen zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van het nieuwe regime en kunnen doorlopen tot na de inwerkingtreding. Het is daarom noodzakelijk om een formeelrechtelijk aangrijpingspunt aan te wijzen vanaf wanneer welke toezichthouder de procedure afrond. Op deze manier worden lopende procedures ordentelijk afgerond en is er geen onduidelijkheid over welke toezichthouder bevoegd is. In overleg met AFM en DNB is besloten om dit aangrijpingspunt vast te stellen op rapport van bevindingen. Dat betekent dat alle procedures waar op het moment van inwerkingtreding door DNB reeds een rapport van bevindingen is opgesteld en formeelrechtelijke vervolgstappen na dat punt reeds ondernomen zijn, worden afgehandeld door DNB. Voor alle gevallen waarbij dat nog niet het geval is, zal AFM de procedure afhandelen.
ARTIKEL V
De verordening is op 29 juni 2023 inwerking getreden. De verordening wordt van toepassing op 30 december 2024. Dit is tevens de datum waarop de wijzigingen van de vierde anti-witwasrichtlijn geïmplementeerd dienen te zijn.
De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg
Transponeringstabel behorende bij de Verordening (EU) 2023/1113 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 (PbEU 2023, L 150).
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling (Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft) |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikelen 1–27 |
Rechtstreekse werking |
De artikelen 2, vijfde lid en artikel 26, tweede en derde lid bevatten lidstaatopties. |
Van de lidstaatoptie uit artikel 2, vijfde lid, is reeds gebruik gemaakt in artikel 1c, eerste lid Wwft. De lidstaatopties in artikel 26, tweede en derde lid, zien op langere bewaartermijnen van gegevens. Nu dit niet nodig wordt geacht, wordt geen gebruik gemaakt van deze lidstaatopties. |
Artikel 28, eerste lid |
Artikel 29, onderdeel c, en 30, onderdeel c, Wwft |
Geen |
|
Artikel 28, tweede lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 5:1 lid 3 Awb |
Geen |
|
Artikel 28, derde lid |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 28, vierde lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 27, eerste lid, Wwft en titel 5:2 Awb |
Geen |
|
Artikel 28, vijfde lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 6:162 BW |
Geen |
|
Artikel 28, zesde lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 6:162 BW |
Geen |
|
Artikel 28, zevende lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit de artikelen 1d, zesde lid, 22a en 22b Wwft |
Geen |
|
Artikel 29 |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit de artikelen 28, 29, 30, 32c en 32e Wwft |
Geen |
|
Artikel 30 |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit de artikelen 32f t/m 32j Wwft |
Geen |
|
Artikel 31, eerste lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 3:4 Awb |
Geen |
|
Artikel 31, tweede lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 27, derde lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 32, eerste lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 20a, tweede lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 32, tweede lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 20a, eerste lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 33, eerste lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit titel 5:2 Awb |
Geen |
|
Artikel 33, tweede lid |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikelen 34–37 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
Transponeringstabel behorende bij artikel 38 van de verordening, waarmee Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering wordt gewijzigd.
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling (Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft) |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 2, eerste lid, onderdeel 3 |
Artikelen 1:1 en 1a, vierde lid Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 2a |
Artikel 1a, derde lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 2b |
Artikel 1:1 Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 2c |
Artikel 1:1 Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 2d |
Artikel 1:1 Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 3 |
Gericht tot EBA |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 4 |
Artikel 5 en 8, vierde lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 5 |
Gericht tot EBA |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 6 |
Artikel 2e, eerste lid, Wwft |
Dit betreft een lidstaatoptie waarvan gebruik wordt gemaakt. Nu de overige instellingen, die worden genoemd in artikel 45, negende lid van de vierde anti-witwasrichtlijn, ook een dergelijk contactpunt dienen aan te wijzen, wordt dit ook geregeld voor aanbieders van cryptoactivadiensten. |
|
Artikel 38, onderdeel 7 |
Hoofdstuk 3A Wwft vervalt |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 8 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikelen 39–40 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Geen |