Ontvangen 10 april 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
a. In het in onderdeel K voorgestelde lid 6 van artikel 343 wordt «de certificaten van aandelen die met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven en de certificaten van aandelen waaraan in de statuten vergaderrecht is verbonden» vervangen door «certificaten van aandelen», wordt «de houders van de certificaten van aandelen die met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven en de houders van certificaten van aandelen aan wie het vergaderrecht toekomt» vervangen door «houders van certificaten» en vervalt het woord «genoemde».
b. In het in onderdeel L voorgestelde lid 8 van artikel 343a wordt «de certificaten van aandelen die met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven en de certificaten van aandelen waaraan in de statuten vergaderrecht is verbonden» vervangen door «certificaten van aandelen» en wordt «de houders van de certificaten van aandelen die met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven en de houders van certificaten van aandelen aan wie het vergaderrecht toekomt» vervangen door «houders van certificaten».
c. Onderdeel O wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «artikel 346 lid 1» vervangen door «artikel 346».
2. In het eerste onderdeel wordt na «onderdeel c» ingevoegd «van lid 1».
3. In het tweede onderdeel wordt «Onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f wordt» vervangen door «In lid 1, wordt onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f».
4. Na het tweede onderdeel wordt een onderdeel toegevoegd luidende:
3. In de leden 2 en 3 wordt «onderdeel d» telkens vervangen door «onderdeel e».
d. Na onderdeel O wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
P
In artikel 398 lid 4 wordt «in artikel 396 lid 1» vervangen door «in artikel 395a lid 1, artikel 396 lid 1».
B
Na Artikel III wordt het volgende artikel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Onderdeel A, subonderdelen a en b
Naar aanleiding van de vragen uit het verslag, wordt geregeld dat alle certificaathouders gebruik kunnen maken van de uittredingsregeling. In het oorspronkelijk ingediende wetsvoorstel konden alleen houders van certificaten die met medewerking van de NV zijn uitgegeven (de bewilligde certificaathouders) en houders van certificaten met een door de BV statutair toegekend vergaderrecht (de vergadergerechtigde certificaathouders) van deze regeling gebruikmaken. Deze onderdelen regelen dat ook houders van niet-bewilligde certificaten bij de NV en certificaathouders zonder vergaderrecht bij de BV van de uittredingsregeling gebruik kunnen maken. Voor een uitgebreidere toelichting op deze wijziging wordt verwezen naar paragraaf 3.4 van de nota naar aanleiding van het verslag.
Onderdeel A, subonderdeel c
In onderdeel O van het wetsvoorstel zoals ingediend wordt onderdeel d van artikel 2:346 lid 1 BW verletterd tot onderdeel e. Verzuimd was nog om de verwijzing naar dit onderdeel d in artikel 2:346 leden 2 en 3 BW te wijzigen in een verwijzing naar onderdeel e. Dit onderdeel van de nota van wijziging voorziet in het herstel van deze omissie.
Onderdeel A, subonderdeel d
Bij de invoering van de categorie micro-entiteiten in titel 9 van Boek 2 BW zijn die entiteiten per abuis niet meegenomen in artikel 2:398 BW, dat gaat over de indexering van de grensbedragen. Dat wordt hierbij hersteld, zodat de grensbedragen voor micro-entiteiten net als de grensbedragen voor de andere categorieën rechtspersonen (klein, middelgroot en groot) bij algemene maatregel kunnen worden aangepast. In het kader van het Implementatiebesluit Richtlijn verhoging grensbedragen (Stb. 2024, 52) is deze omissie gebleken en is deze reparatie aangekondigd.
Onderdeel B
Naar aanleiding van de vragen uit het verslag, wordt een evaluatiebepaling aan het voorstel toegevoegd. Binnen vijf jaar na inwerkingtreding van het voorstel zal geëvalueerd worden wat de effecten zijn voor de praktijk. Dit is de termijn die Aanwijzing 5.58 van de Aanwijzingen voor de regelgeving als uitgangspunt geeft voor wetsevaluaties.
Voor een toelichting op het overgangsrecht wordt eveneens verwezen naar paragraaf 7 van de nota naar aanleiding van het verslag.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind