Vastgesteld 1 februari 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
||
---|---|---|
ALGEMEEN |
2 |
|
1. |
Inleiding |
2 |
2. |
Het lage inkomensvoordeel en de loonkostenvoordelen |
4 |
2.1. |
Het lage inkomensvoordeel |
4 |
2.3. |
De loonkostenvoordelen |
4 |
3. |
Afschaffen LIV |
4 |
3.1. |
Aanleiding en achtergrond |
4 |
3.2. |
Inhoud wetsvoorstel afschaffen LIV |
5 |
4. |
Verbetering werking loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer |
6 |
4.2. |
Voorgestelde oplossing |
6 |
4.3. |
Overgangsrecht |
6 |
5. |
Financiele aspecten |
6 |
5.1. |
Afschaffen LIV |
6 |
5.2. |
Verbetering werking loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer |
7 |
8. |
Ontvangen commentaren en adviezen |
7 |
8.1. |
Andere knelpunten loonkostenvoordelen |
7 |
8.3. |
Belastingdienst |
7 |
8.5. |
Cedris |
8 |
9. |
Overig |
8 |
ALGEMEEN
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn verheugd dat het lage-inkomensvoordeel (LIV) wordt afgeschaft, aangezien dit instrument niet voldoende effectief was en tegelijkertijd een prikkel geeft voor werkgevers om lonen structureel laag te houden.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij onderschrijven van harte het doel van het wetsvoorstel om de werking van het loonkostenvoordeel meer effectief te maken, zodat meer mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt aan het werk worden geholpen. Zij juichen het toe dat de uitvoering van het loonkostenvoordeel eenvoudiger wordt en dat de doelgroepverklaring voor de doelgroep banenafspraak komt te vervallen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wetswijziging. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de BBB fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de «wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen» en in verband met enkele andere wijzigingen.
De leden zijn van mening dat de Nederlandse arbeidsmarkt een plek moet zijn waar zoveel mogelijk mensen goed kunnen participeren. Nederland kent een grote groep burgers die onvoldoende betrokken zijn bij de arbeidsmarkt en gedeeltelijk of helemaal aan de kant staat. Met name in de context van leefbaarheid en bevolkingstoename is het van groot belang dat het bedrijfsleven en de politiek een grotere groep Nederlanders weet te mobiliseren om succesvol te participeren op de arbeidsmarkt.
De leden van de BBB fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel, dat in hoofdlijnen bestaat uit twee delen.
• Het afschaffen van de regeling LIV(lage inkomensvoordeel)
• het uitbreiden van de regeling LKV (herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer)
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting op de gevolgen van de in de nota van wijziging voorgestelde afschaffing van het LKV oudere werknemer, vanwege de beperkte doeltreffendheid. Zij vragen de beperkte doeltreffendheid nader toe te lichten. Voor welke doelgroep is het LKV niet doeltreffend, voor wie wel? En wat zijn de gevolgen van afschaffing voor deze groepen? Hoe wil de regering de negatieve gevolgen van de afschaffing mitigeren?
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie dat de effectevaluatie van de LIV uit 2019 er mede toe geleid heeft dat het vorige kabinet besloten heeft tot afschaffing van de LIV als uitwerking van de afspraken uit het pensioenakkoord. In dit kader vragen deze leden of de regering inzichtelijk kan maken hoe het bruto- en netto minimumloon op basis van een 40-urige werkweek zich in de periode sinds 1 januari 2017 heeft ontwikkeld. Wat is de procentuele stijging van het bruto minimumloon vanaf deze datum tot en met het geldende minimumloon vanaf 1 januari 2024?
Kan de regering inzichtelijk maken hoe de totale werkgeverslasten voor een medewerker met het minimumloon op basis van een 40-urige werkweek zich in deze periode hebben ontwikkeld? Deelt de regering de opvatting dat, nu er in de afgelopen 6–7 jaar omvangrijke aanpassingen aan het minimumloon hebben voorgedaan de genoemde evaluatie uit 2019 wellicht niet meer in alle situaties een actueel beeld geeft van de toegevoegde waarde van de LIV voor werkgevers in bepaalde sectoren? Zo ja, is de regering bereid om in vooruitlopend op de parlementaire plenaire behandeling van het wetsvoorstel in kaart te brengen welke consequenties het in de afgelopen jaren opgelopen minimumloon heeft voor (kleinere) werkgevers met (relatief) veel medewerkers op het minimumloon? En daarbij eveneens in kaart te brengen op welke wijze, nu de regering voornemens is het LIV af te schaffen, de werkgelegenheidseffecten van deze verhogingen zoveel mogelijk en zo kosten efficiënt mogelijk gedempt zouden kunnen worden, om zo te voorkomen dat het gestegen minimumloon leidt tot een daling van de werkgelegenheid voor mensen op het minimumloon?
Kan de regering inzichtelijk maken in welke sectoren het meest gebruik werd gemaakt van het LIV? Kan daarbij eveneens inzichtelijk gemaakt worden welk type werkgevers gebruik maakt van het LIV?
De leden van de NSC-fractie steunen het voorstel om het LIV af te schaffen, omdat uit evaluatie is gebleken dat het LIV in de praktijk weinig tot geen effect heeft in het aannemen van mensen in een kwetsbare positie. Wel hebben zij nog een vraag over de consequentie van deze maatregel voor de sociaal ontwikkelbedrijven. Werkgevers die mensen uit de banenafspraak in de laagste loonschalen in dienst hebben, kunnen bij het afschaffen van het LIV, straks structureel een beroep doen op het LKV banenafspraak. Maar voor werkgevers van beschut werkenden is dit niet mogelijk omdat voor deze groep geen LKV geldt. Hoe denkt de regering de sociaal ontwikkelbedrijven hiervoor te compenseren, zodat het werk van Wsw-geindiceerden die aangewezen zijn op beschut werk behouden kan blijven?
Deelt de regering de mening van de leden van de NSC-fractie, dat de huidige LIV-inkomsten tot nu toe de tekorten op de Wsw-uitvoering verkleinen en de businesscase voor beschut werk aantrekkelijker maken? Wat is de reden dat het wegvallen van het LIV voor de Wsw en Beschut Werk niet volledig wordt gecompenseerd? Hoe verhoudt die keuze zich tot de erkenning van het kabinet dat voor sociaal ontwikkelbedrijven het LIV belangrijk is voor het kunnen financieren van de personele kosten van de Wsw-medewerkers en beschutte werknemers? Hoe past de keuze om slechts een gedeeltelijke compensatie toe te passen in de ambitie om de invulling van het aantal beschutte werkplekken te stimuleren? Erkent het kabinet dat het wegvallen van het LIV en de beperkte compensatie niet bijdragen aan het versterken van een arbeidsmarkt waarop iedereen een passende plek vindt?
De leden van de D66-fractie onderschrijven het voornemen van het kabinet om het LIV af te schaffen. Toch verdwijnt hiermee ook een instrument waarmee de effecten van een sterke minimumloonsverhoging bij werkgevers gemitigeerd kunnen worden. De leden van de D66-fractie bepleiten een franchise in de werkgeverspremies – in ruil voor het laten vervallen van de maximumpremiegrens – om de kosten van arbeid voor werkgevers te drukken terwijl de beloning van laagverdienende werknemers toeneemt. Hoe beoordeelt de regering de noodzaak om een franchise in de werkgeverspremies in te voeren, met name bij bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon (WML)?
Welke andere – bestaande of mogelijke – instrumenten acht de regering geschikt om de balans tussen een waardige beloning voor werk en de betaalbaarheid van loonkosten te bewaken?
Zoals gesteld hebben de leden van de D66-fractie begrip voor de gemaakte keuzes, mede gezien door de uit de evaluaties blijkende beperkte effectiviteit van de regelingen. Tegelijkertijd maken deze leden zich ook grote zorgen om de krapte op de arbeidsmarkt. Het is vanuit dat oogpunt cruciaal dat iedereen die dat wil, in principe ook deel kan nemen op de arbeidsmarkt. Dit geldt dus ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en oudere werknemers. Gaat de regering de effecten van deze wetswijziging nauwlettend monitoren om er zo zeker van te zijn dat er inderdaad gen (grote) nadelige gevolgen wat betreft de arbeidsparticipatie van deze groep zijn? Welke mogelijkheden ziet de regering, eventueel voor een volgend kabinet, om de toegang tot de arbeidsmarkt van deze groepen verder te verbeteren?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke budgettaire bedragen er nog gemoeid zijn met het LIV in 2024, 2025, 2026 en 2027.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen of er nog andere subsidies/tegemoetkomingen voor werkgevers zijn die worden gebaseerd op het loonniveau van de werknemers. De leden vragen welke regelingen dit dan zijn en wat de voorwaarden voor deze regelingen zijn.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er een anti-draaideurbepaling is opgenomen in de wet. De leden vragen hoe vaak een werknemer direct na zes maanden uit dienst geweest te zijn weer in dienst wordt genomen, zodoende de loonkostenvoordelen (LKV) op te strijken. De leden vragen waarop de duur van zes maanden is gebaseerd.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of alle loonkostenvoordelen automatisch worden uitgekeerd.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Rekenkamer in 2019 heeft vastgesteld dat de regeling als te weinig kostenefficiënt is beoordeeld, te meer vanwege het zogeheten «cadeau-effect». Voorgenoemde leden vragen of ook in kaart is gebracht op welke wijze het «cadeau-effect» door aanpassingen in de LIV weggenomen zou kunnen worden, of welk ander instrument gericht op het stimuleren van werkgelegenheid aan de basis van de arbeidsmarkt door middel van het dempen van werkgeverslasten kostenefficiënter zou kunnen zijn? Zo nee, is de regering hiertoe bereid?
Kan de regering ingaan op de vraag in hoeverre het wetsvoorstel een afspiegeling vormt van de afspraken in het Pensioenakkoord, nu daarin destijds was afgesproken dat tot een efficiëntere invulling van «het geheel aan instrumenten in de Wtl» gekomen zou worden, maar met het nu voorliggende voorstel de LIV wordt afgeschaft in plaats van door een alternatief vervangen?
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat de arbeidsmarkt zo veel mogelijk zelfstandig moet kunnen functioneren. Dat wil zeggen dat er zo weinig mogelijk sprake moet zijn van gesubsidieerde banen, maar ook van doorgeschoten inkomenspolitiek zoals het inkomensafhankelijke toeslagenstelsel. Dit stelsel veroorzaakt in veel gevallen een extreme marginale druk, wat de participatie van burgers in de weg staat. Daar waar er wordt ingezet op gesubsidieerde banen moet er zo veel mogelijk sprake zijn van arbeidsongeschiktheid bij de werknemer. In deze context kijken de leden van de fractie van de BBB kritisch naar het lage inkomensvoordeel, aangezien het bij deze regeling niet gaat om het stimuleren van arbeidsparticipatie van mensen met een handicap of arbeidsongeschiktheid. Deze leden steunen de inzet van de regering om het lage inkomensvoordeel af te schaffen, te meer omdat de regeling na onderzoek als ondoelmatig is aangemerkt.
De leden van de BBB-fractie vinden het desalniettemin belangrijk om nieuwe stappen te nemen om de arbeidsparticipatie van burgers met een lager verdienvermogen te stimuleren, zonder dat er sprake is van een subsidiesysteem voor de werkgever.
Kan de regering aangeven hoe zij aankijkt tegen een voorlichtingsprogramma voor praktisch opgeleide/kwetsbare jongeren ten aanzien van tekortsectoren, en hoe de regering een rol kan spelen in het sturen van de arbeidsparticipatie richting sectoren waar ook burgers met een lager verdienvermogen aan de slag kunnen met inkomensperspectief?
Kan de regering een dergelijk element meenemen in voorliggende wetgeving?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de arbeidsmarkteffecten van het LIV in lijn zijn met de verwachtingen, maar dat deze toch te beperkt zijn. Kan dit nader worden toegelicht?
De leden van de SGP-fractie vragen in te gaan op de beperkte doeltreffendheid van het LIV. Voor welke groep werknemers is het LIV niet doeltreffend, voor wie werkte het LIV wel? En wat zijn de gevolgen van afschaffing voor deze groepen?
De leden van de SGP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat kwetsbare werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt nu niet meer aan het werk komen, als gevolg van de afschaffing van het LIV. Welke alternatieven zijn overwogen om de afschaffing van het LIV te mitigeren, en waarom is hiervoor niet gekozen?
De leden van de SGP-fractie willen graag weten hoe de effecten van de afschaffing van het LIV zullen worden gemonitord. Zij vragen daarbij specifiek in te gaan op de beoogde doelgroep van het LKV jongeren, dat er nu niet lijkt te komen.
De leden van de SGP-fractie hebben de lasten voor werkgevers de achterliggende jaren in pijlsnel tempo zien stijgen. Hoe verhoudt het afschaffen van het LIV zich tot de stapsgewijze, maar toch zeker substantiële verhoging van het wettelijk minimumloon en de gevolgen daarvan voor werkgevers? In hoeverre is dit meegewogen in dit voorstel? Hoe kijkt de regering naar de stapeling van deze maatregelen op het bordje van de werkgever, en hoe wil zij concreet de positie van de werkgevers gaan verbeteren?
De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van de afschaffing van het LIV voor sociaal ontwikkelbedrijven. Het LIV werd gezien als financieringsbron voor de Wsw en het kostendekkend laten zijn van de beschutte plekken, terwijl nu voorgesteld wordt dat slechts gedeeltelijk te compenseren. Ziet de regering dat de LIV-inkomsten tot op heden tekorten op de Wsw-uitvoering hebben verminderd, waardoor meer mensen aan het werk konden worden geholpen? Hoe ziet de regering in dat licht de afschaffing van het LIV voor deze specifieke doelgroep?
Het valt de leden van de SGP-fractie op dat wordt verwezen naar hervormingen van de arbeidsmarkt, die nog niet eens zijn ingediend en daarmee voorlopig nog niet van kracht zijn. Wat betekent het om vooruitlopend daarop dergelijke tegemoetkomingen af te schaffen, gelet op de kwetsbare positie van deze werkenden? Erkent de regering dat het wegvallen van het LIV en de beperkte compensatie niet bijdragen aan het versterken van een arbeidsmarkt waarop iedereen een passende plek vindt? Hoe wil de regering daarnaast de uiterst precaire balans op de arbeidsmarkt bewaren?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen om nadere uitleg over de situatie dat een werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht in de periode van loondoorbetaling bij ziekte. De leden vragen of de werkgever dan toch een LKV ontvangt.
De leden van de SP-fractie merken op dat er uit de evaluatie van het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer blijkt dat weinig werkgevers aanspraak maken op dit voordeel omdat zij al voor de WIA-periode werknemers hebben gere-integreerd. Andere werknemers komen in de WIA terecht en nemen dus afscheid van hun werkgever. Kan de regering toelichten welk probleem de voorliggende uitbreiding van het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer precies oplost? De leden merken namelijk op dat werkgevers er tijdens de re-integratieperiode dus al voor kiezen een werknemer in dienst te houden. Waarom zou dit dan extra moeten worden gestimuleerd met een extra voordeel?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering erkent dat er grensgevallen kunnen ontstaan. De leden begrijpen de redenatie dat ondoenlijk is om met terugwerkende kracht een recht op de LKV-regeling toe te kennen. Zij vragen wel of de door de regering aangegeven grens juridisch houdbaar is.
De leden van de SGP-fractie vragen of ook is overwogen het wetsvoorstel terugwerkende kracht te geven tot aan 1 januari 2018, zoals de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) voorstelt als oplossing voor de verzilveringsproblematiek voor het LKV. Zij vragen de regering te reageren op deze denklijn, de (on)mogelijkheden en de voor- en nadelen daarvan.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen waarom het bedrag van 113 miljoen incidenteel afwijkt van het structurele bedrag van 102 miljoen euro.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Rekenkamer in 2019 heeft vastgesteld dat de regeling als te weinig kostenefficiënt is beoordeeld, te meer vanwege het zogeheten «cadeau-effect». Voorgenoemde leden vragen of ook in kaart is gebracht op welke wijze het «cadeau-effect» door aanpassingen in de LIV weggenomen zou kunnen worden, of welk ander instrument gericht op het stimuleren van werkgelegenheid aan de basis van de arbeidsmarkt door middel van het dempen van werkgeverslasten kostenefficiënter zou kunnen zijn? Zo nee, is de regering hiertoe bereid?
Kan de regering ingaan op de vraag in hoeverre het wetsvoorstel een afspiegeling vormt van de afspraken in het Pensioenakkoord, nu daarin destijds was afgesproken dat tot een efficiëntere invulling van «het geheel aan instrumenten in de Wtl» gekomen zou worden, maar met het nu voorliggende voorstel de LIV wordt afgeschaft in plaats van door een alternatief vervangen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de resterende middelen van afschaffing van het LIV grotendeels ingezet zijn binnen het coalitieakkoord. Waar zijn of worden deze middelen voor aangewend?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe veel de LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer per persoon kost.
De leden van de SP-fractie merken op dat er uit de evaluatie van het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer blijkt dat weinig werkgevers aanspraak maken op dit voordeel omdat zij al voor de WIA-periode werknemers hebben gere-integreerd. Andere werknemers komen in de WIA terecht en nemen dus afscheid van hun werkgever. Kan de regering toelichten welk probleem de voorliggende uitbreiding van het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer precies oplost? De leden merken namelijk op dat werkgevers er tijdens de re-integratieperiode dus al voor kiezen een werknemer in dienst te houden. Waarom zou dit dan extra moeten worden gestimuleerd met een extra voordeel?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het knelpunt van loonkostenvoordelen die stoppen bij wisseling van werkgevers niet wordt geadresseerd met dit voorstel. Waarom niet, zo vragen zij. Er wordt gezocht naar een nieuwe systematiek, in overleg met Belastingdienst en UWV. Wat is de stand van zaken op dit punt, en wanneer verwacht de regering hier duidelijkheid over te geven? Wat zou een nieuwe systematiek voor consequenties kunnen hebben voor de in dit wetsvoorstel voorgestelde maatregelen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de wet voor de Belastingdienst uitvoerbaar en handhaafbaar is, onder de voorwaarde dat de benodigde capaciteit op het benodigde moment beschikbaar is. Wat houdt dat concreet in, en in hoeverre acht de regering het voldoen aan die voorwaarde haalbaar? Kan inzicht gegeven worden in hoe daarnaar toegewerkt wordt?
De leden van de SP-fractie vragen of de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en Beschut Werk op hetzelfde niveau worden gecompenseerd als dat ze achteruit gaan met het wegvallen van het LIV? Kan de regering dit aantonen met een berekening?
De leden van de SGP-fractie lezen dat er nog geen duidelijkheid is over de precieze hoogte van de compensatie. Zij vinden het van belang dat hierover vooraf helderheid wordt geboden. Wat is de stand van zaken op dit punt, en wanneer verwacht de regering duidelijkheid te kunnen bieden over hoe de compensatie eruit komt te zien? Deelt u de mening dat volledige compensatie op zijn plaats is om te voorkomen dat de positie van kwetsbare werknemers verslechtert?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering vindt dat het fundamentele gesprek over vereenvoudiging van het stelsel wenselijk is. Echter, de regering doet op dit moment geen concrete voorstellen daarvoor. Wat betekent de wens van vereenvoudiging voor dit wetsvoorstel, volgens de regering? Welke mogelijkheden ziet zij om hieraan tegemoet te komen, op de korte en lange termijn? Hoe wil zij invulling geven aan deze (verdere) vereenvoudiging?
De leden van de BBB-fractie hebben ook kennis genomen van het voorstel om de LKV voor oudere werknemers af te schaffen per 01-01-26. De leden vinden deze regeling fundamenteel anders dan de LIV omdat oudere werknemers veel minder de kans hebben zich verder te ontwikkelen en te laten omscholen. Daarnaast neemt het aandeel ouderen in onze samenleving de komende jaren fors toe en is het daarom niet het moment om specifiek deze regeling aan te pakken.
Deze leden vragen of de regering een alternatieve regeling voor ouderen verder kan uitwerken, en in dit wetsvoorstel verder in kan gaan op de kwetsbare positie van ouderen op de arbeidsmarkt en daarin ook enkele beleidsopties kan aanreiken.
De fungerend voorzitter van de commissie, L. de Jong
De griffier van de commissie, Post