Gepubliceerd: 21 december 2023
Indiener(s): Léon de Jong (PVV)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36449-5.html
ID: 36449-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 21 december 2023

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

         

I

Algemeen

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Aanleiding voor de vereenvoudiging van de banenafspraak en quotumregeling

5

 

3.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

7

   

3.1.

Uitgangspunten vernieuwde Wet banenafspraak

7

   

3.2.

Het systeem van de vernieuwde Wet banenafspraak: de periode van de banenafspraak

9

   

3.3.

Het systeem van de vernieuwde Wet banenafspraak: de quotumregeling

10

   

3.4.

Het systeem van de vernieuwde Wet banenafspraak: de monitoring

11

 

4.

De inclusiviteitsopslag en de banenafspraakbonus

11

 

5.

Vereenvoudiging loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak

12

 

6.

Inspanningen overheidswerkgevers

14

 

7.

Financiële aspecten

16

 

8.

Regeldruk

16

 

9.

Ontvangen commentaren en adviezen

16

 

10.

Overig

17

         

II

Artikelsgewijs

18

 

Artikel 2 Doelgroep banenafspraak

18

 

Artikel 5 Activering van de quotumregeling

19

I Algemeen

1. Inleiding

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben naar aanleiding van het voorstel enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende vereenvoudiging van de banenafspraak. Deze leden hebben nog vragen die zij graag beantwoord zouden zien.

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Deze leden vinden het van groot belang dat iedereen mee kan doen. Dat betekent dat ook mensen met een arbeidsbeperking onbelemmerd mee moeten kunnen doen op de arbeidsmarkt en toekomstperspectief hebben op een baan, waarin zij hun talenten kunnen ontwikkelen. De leden zijn daarom verheugd met het voorstel om de banenafspraak en de quotumregeling te vereenvoudigen, met als doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan een baan te helpen. Zij hebben hierbij nog wel een aantal vragen.

De leden van de NSC-fractie merken op dat uit de laatste kwartaalrapportage (Q2 2023) blijkt dat 48% van de mensen die in het doelgroepregister banenafspraak staan, niet betaald aan de slag is. Kan de regering aangeven wat hiervan de oorzaken zijn?

Vanaf 2015 kwamen veel plaatsingen in het kader van de banenafspraak tot stand dankzij het meetellen van inleenverbanden: mensen uit het doelgroepregister die via bijvoorbeeld sociaal ontwikkelbedrijven op een passende plek worden gedetacheerd of via een uitzendbureau worden uitgeleend. Het laatste anderhalf jaar neemt het aantal/aandeel van deze inleenverbanden sterk af. Welke acties gaat de regering ondernemen om, voor de groep die hierop is aangewezen, de banenafspraak op peil te houden via deze inleenverbanden, bijvoorbeeld bij de overheidswerkgevers?

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden het belangrijk dat iedereen die dat wil, kan deelnemen op de arbeidsmarkt. Dit is niet alleen belangrijk voor de kwaliteit van leven van het individu, maar ook voor de samenleving en economie, gezien bijvoorbeeld de krapte op de arbeidsmarkt. De leden zijn daarom groot voorstander van de banenafspraak, die ervoor moet zorgen dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk kunnen. Zij zijn echter wel teleurgesteld in het resultaat van de afspraken tot nu toe. Juist de overheid, die hierin een voorbeeldfunctie zou moeten hebben, voldoet bij lange na niet aan de afspraken. De leden van de D66-fractie betwijfelen of de voorgestelde wijzigingen er daadwerkelijk toe gaan leiden dat significant meer mensen met een arbeidsbeperking gaan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Wel zijn deze leden altijd voorstander van het versimpelen en doorontwikkelen van regel- en wetgeving, het is goed dat daarnaar gestreefd wordt. Wel vragen zij zich af of de wet nu voldoende verbeterd wordt. Daarom hebben zij vragen bij de voorgestelde wijzigingen.

De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet Banenafspraak. Deze leden zijn van mening dat de maatschappij de verplichting heeft om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zoveel mogelijk mee te laten draaien. De banenafspraak past daarbinnen. Wel vragen zij zich af of met de onderhavige uitbreiding niet een systeem wordt opgetuigd dat uiteindelijk aan de goede bedoelingen ten onder gaat.

Het is goed om te zien hoe de doelen die eerder gesteld zijn grotendeels worden behaald. Toch zijn er ook uitdagingen. Cijfers laten zien dat toekomstige doelstellingen onder druk staan. Met name vanwege vergrijzing is de uitstroom uit de banenafspraak hoger dan de huidige instroom. De instroom is laag omdat er al veel mensen door middel van de banenafspraak aan het werk zijn geholpen. Van de resterende groep acht het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) de kans op duurzaam werk kleiner. Er zijn dus minder geschikte kandidaten dan voorheen. Daarnaast haalt de overheid in tegenstelling tot reguliere werkgevers haar doelen niet. De leden van BBB-fractie willen ervoor zorgen dat er komende jaren op dezelfde succesvolle wijze gebruik kan worden gemaakt van de banenafspraak als voorheen het geval was.

Nieuwe groepen motiveren betekent ook een andere kijk op fiscaliteit. Werken, ook tegen het wettelijk minimumloon, moet en kan meer gaan lonen. Daarnaast moet ervoor gezorgd worden dat de doelgroep beperkt blijft tot mensen die aantoonbaar afstand tot de arbeidsmarkt ondervinden. Wat de leden van de BBB-fractie betreft is dat het geval bij een lichamelijke of geestelijke beperking. Daarmee wordt de doeltreffendheid van de banenafspraak beschermd.

Uit het wetsvoorstel maken de leden van de BBB-fractie op dat de regering de volgende plannen heeft om de banenafspraak te hervormen: werkgevers die uitzonderlijk presteren krijgen een bonus; er komt een banenafspraak voor alle werkgevers; langer loonkostenvoordeel (LKV); beperkte verbreding doelgroep. Deze leden hebben op basis van de memorie van toelichting nog een aantal vragen.

De leden van de BBB-fractie lezen dat werkgevers in de private sector minder mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben dan overheidswerkgevers. Is er onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld versoepeling van de loondoorbetaling bij ziekte of het ontslagrecht als stimulans om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen?

Op pagina 2 van de memorie van toelichting lezen de leden van de BBB-fractie dat er een beperkte verbreding komt van de doelgroep banenafspraak. Welke verbreding is dit precies? Eveneens is er in de memorie van toelichting niet te vinden wat de beperkte vergroting van de groep precies gaat zijn, op pagina 9 staat dat dit nog niet verwerkt is in het wetsvoorstel. Wat is precies de reden hiervoor en kan de regering hierover duidelijkheid verschaffen?

De regering heeft eerder aangegeven en geeft aan dat de doelgroep die verbreed wordt mensen zijn die nu binnen de WIA vallen en niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen.1 Er zijn ook mensen in de WW met vergelijkbare eigenschappen, wordt de doelgroep daarnaar verbreedt? Heeft het bij de verbreding van de doelgroep een rol gespeeld dat dan eerder voldaan kan worden aan het quotum? Kan de regering een geactualiseerd overzicht geven met aantallen van mensen die zij verwacht toe te kunnen voegen aan de doelgroep op basis van deze uitbreiding?

Hoe kan de regering ervoor zorgen dat de banenafspraak in de toekomst wel enkel bedoeld blijft voor mensen met een significante afstand tot de arbeidsmarkt en niet verwatert tot een algemenere regeling waarbij de doelgroep te snel wordt verbreed?

Ziet de regering op dit moment met deze wetgeving daar mogelijke risico’s toe ontstaan? Zo nee, waarom niet?

De leden van de BBB-fractie vragen hoe de regering het procentuele verschil van respectievelijk 58,8% en 18,8% tussen de tewerkstelling van de doelgroepen in de overheid tegenover de markt verklaart. Zit de koudwatervrees bij de mogelijkheid dat wanneer het geen succes wordt de werkgever vastzit aan de loondoorbetaling bij ziekte of dat door het stringente ontslagrecht de risico’s als te groot ervaren worden? Is er nagedacht over de mogelijkheid dat wanneer de arbeidsrelatie binnen twee jaar geen succes wordt, de overheid de loondoorbetaling voor haar rekening neemt? Aangezien de wet onder andere het doel heeft om het verschil tussen markt en overheid te verminderen, kan het dan ook gebeuren dat de 58,8% tewerkstelling bij de overheid daalt (zeker wanneer het percentage bij werkgevers op de markt stijgt)?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn blij dat de regering met het indienen van deze wet het doel onderschrijft dat vereenvoudiging van de wettelijke regeling van belang is.

De leden van de CDA-fractie lezen dat in de afgelopen jaren al veel stappen gezet zijn om extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren bij reguliere werkgevers. Werkgevers hebben tot eind 2022 gezamenlijk 81.117 extra banen gerealiseerd. Dit is ontzettend waardevol voor de mensen die nu via deze weg aan het werk zijn. Tegelijkertijd zijn de afgesproken aantallen op macroniveau vanaf 2020 niet gerealiseerd. Wat is de reden dat de afgesproken aantallen niet gerealiseerd zijn?

Deze leden zien dat de markt het beter doet dan de overheid. Wat gaat de regering doen om zo spoedig mogelijk alsnog de afgesproken aantallen te realiseren ook in het licht van de voorbeeldfunctie die de overheid heeft?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid afhankelijk maakt van realisaties bij de overheid. Dit betekent dat de regering het nieuwe stelsel van de banenafspraak pas in werking laat treden wanneer realisaties bij de overheid daartoe aanleiding geven. Wat betekent dit concreet? Wanneer is er voldoende aanleiding?

De leden van de CDA-fractie zijn blij met de ambitie van 125.000 banen, maar zijn er voldoende kandidaten om deze baankansen in te vullen? Er zijn blijkbaar op dit moment zo’n 130.000 mensen uit de doelgroep die wel opgenomen zijn in het doelgroepregister maar niet aan het werk zijn. Toch slagen gemeenten en UWV er niet in om voldoende kandidaten aan werkgevers voor te stellen, zo lezen deze leden. Dit geldt ook voor instroombanen waar geen of vrijwel geen vaardigheden vooraf voor worden gevraagd. Herkent de regering dit?

En welke inspanningen gaat de regering verrichten om beter in beeld te krijgen welke vaardigheden mensen hebben en te zorgen dat werkgevers ook dat inzicht krijgen zodat matching beter en efficiënter wordt?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie delen de gedachte dat juist op deze krappe arbeidsmarkt er kansen liggen om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Hoe wil de regering hier invulling aan geven? Welke ambities heeft de regering op dit punt? In hoeverre en op welke wijze sluit dit wetsvoorstel hierbij aan?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de einddatum van de banenafspraak nadert. Kan de regering aangeven of 2026 het eindstation van de banenafspraak is, of dat er een vervolg aan wordt gegeven? En als dat laatste het geval is, welke ambitie heeft het Rijk hierin als wetgever en werkgever? Kan de regering aangeven wat dit betekent voor de monitoring van het nakomen van de huidige afspraken?

De leden van de SGP-fractie constateren dat het aandeel werkgevers in de marktsector dat iemand uit de doelgroep banenafspraak in dienst heeft relatief beperkt is, namelijk 18,3%. Hoe wil de regering in deze sector gaan stimuleren dat dit aandeel toeneemt?

De leden van de SGP-fractie is ter ore gekomen dat de regering de doelgroep banenafspraak wil verbreden. Deze leden vinden dan ook dat de lat evenredig omhoog moet. Hoe staat de regering tegenover het verhogen van de doelstelling?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de banenafspraak. De leden van de ChristenUnie-fractie zien de banenafspraak als een cruciaal instrument om meer banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking. Deze leden hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering in juni 2023 heeft aangekondigd de doelgroep voor de banenafspraak te verbreden.2 Dit vergt een wetswijziging maar is niet in deze wetswijziging opgenomen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer de regering verwacht deze wetswijziging in te kunnen dienen temeer omdat de regering schrijft dat zij voornemens is om de doelgroep voor de banenafspraak uit te breiden alvorens deze wet in werking treedt.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat uit de laatste kwartaalrapportage van het UWV blijkt dat bijna de helft van de mensen die in het doelgroepregister banenafspraak staan, niet betaald aan de slag is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de ambitie van de regering is om het percentage mensen met een betaalde baan te verhogen.

2. Aanleiding voor de vereenvoudiging van de banenafspraak en quotumregeling

De leden van de D66-fractie horen graag van de regering waarom de overheid er niet in slaagt aan haar voorbeeldfunctie te voldoen. Ook zijn deze leden benieuwd naar hoe deze wetswijziging ervoor gaat zorgen dat de overheid wel aan haar doelstelling kan en gaat voldoen, en of de regering nu vertrouwen heeft dat deze doelstelling behaald zal worden? Ook wat betreft de marktsector hebben zij twijfels bij de effectiviteit van de wetgeving. Zo blijkt uit evaluatie van Panteia dat de gunstige conjunctuur een veel grotere invloed heeft gehad op de baankansen van mensen met een arbeidsbeperking, dan de wet zelf. Hoe kijkt de regering naar deze resultaten? Het baart de leden van de D66-fractie zorgen dat, zelfs als het conjunctureel meezit, de doelstelling niet behaald wordt. In dat kader maken deze leden zich grote zorgen om de positie van mensen met een arbeidsbeperking bij een eventuele volgende recessie of crisis. Als de huidige instrumenten ineffectief zijn om mensen met een beperking aan een baan te helpen en als deze mensen alleen aan een baan komen als de economie gunstig is, hoe denkt de regering de arbeidsmarktpositie van deze mensen te borgen bij een conjuncturele omslag?

De leden van de D66-fractie merken op dat ondanks de banenafspraak en ondanks de gunstige conjunctuur nog steeds een grote groep mensen met een arbeidsbeperking geen werk blijkt te kunnen vinden. Meer dan 100.000 mensen uit het register staan nog langs de kant. Wat is de verklaring van de regering voor dit feit? Is de regering ervan overtuigd dat de voorliggende wetswijziging hier voldoende verandering in aan gaat brengen? Zo ja, hoe? Zo nee, welke maatregelen is de regering voornemens te treffen om de groep met een arbeidsbeperking beter te ondersteunen?

Ook lezen de leden van de D66-fractie dat de Raad van State opmerkt dat het doelgroepregister de laatste jaren is uitgebreid, waardoor ook personen die geen arbeidsbeperking (meer) hebben meetellen voor de behaalde resultaten. Uit het evaluatieonderzoek van Panteia blijkt dat vooral deze nieuwe doelgroep werk vindt, maar het steeds moeilijker is om de zittende populatie te plaatsen. Hoe reflecteert de regering op deze bevinding? Helpt de bestaande regeling de meest kwetsbaren wel voldoende? En als mensen die geen arbeidsbeperking hebben wel meetellen voor de doelstelling, blijft het oorspronkelijke doel van de regeling dan wel behouden, namelijk het helpen van mensen met een arbeidsbeperking?

De quotumregeling (en de quotumheffing) zijn verplichtende instrumentaria waar de leden van de BBB-fractie vragen bij stellen. De huidige 58,8% tewerkstelling bij de overheid is ook behaald zonder verplichte heffing (een heffing op een overheidsinstantie zou misschien ook wel een ander effect hebben dan bij marktpartijen), dus vanwaar de keuze om toch een quotumheffing voor te stellen? Wat betekent deze heffing voor de ondernemers in Nederland? Graag krijgen deze leden daarbij inzicht in het effect op kleine, middelgrote, grote bedrijven en multinationals.

In welke mate kan zo’n heffing effect hebben op de gewilligheid van werkgevers om mee te doen met deze regeling? Voor werkgevers vanuit de markt betekent zo’n heffing een extra risico. Als iemand namelijk net niet voldoet aan de eisen, hebben werkgevers dan niet de neiging om juist die mensen aan de zijlijn te laten staan, wat mogelijk betekent dat er dan minder banen gerealiseerd worden?

Is er een verwachte gedragsvoorspelling van werkgevers uit de markt tegenover werkgevers vanuit de overheid wanneer er gewerkt wordt met een heffing? Hoe kunnen die zich uiten en zit daar verschil tussen?

De leden van de SP-fractie zien de intentie van de regering om het aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking toe te laten nemen. Deze leden hebben wel vragen bij deze intentie. Zij zien dat de verantwoordelijkheid nu vooral bij overheidswerkgevers wordt gelegd, maar willen ook graag wijzen op het grote arbeidstekort dat nu al een paar jaar bestaat. Voornoemde leden hebben er meermaals op aangedrongen dat werkgevers deze arbeidskrapte zouden kunnen invullen met mensen met een arbeidsbeperking. Kan de regering toelichten hoe zij hiernaar kijkt? Waarom is het zowel markt- als overheidswerkgevers niet gelukt om in tijden van krapte meer mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen? Welke financiële factoren speelden daarbij een rol?

Tegelijkertijd uiten de leden van de SP-fractie hun zorgen over het conjunctuurverschijnsel van het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. Deze leden zijn bang dat zodra de economie weer in laagconjunctuur raakt het de mensen met een arbeidsbeperking zijn die als eerste op straat komen te staan. Hoe ziet de regering dit? Beschermt het voorliggende wetsvoorstel en bestaande wetgeving mensen met een arbeidsbeperking voldoende om dit te voorkomen?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan uitweiden over de redenen dat het de overheid onvoldoende is gelukt om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen. Waarom loopt de overheid hierin niet voorop, maar juist achter? Kan de regering toelichten of zij het met de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) eens is dat de overheid hierin een voorbeeldrol zou moeten hebben? Zo ja, waarom laat de regering dan toch de splitsing tussen overheidswerkgevers en marktwerkgevers los omdat het de overheid nu onvoldoende lukt?

De leden van de SGP-fractie lezen dat inwerkingtreding van het nieuwe stelsel pas plaatsvindt «wanneer realisaties bij de overheid daartoe aanleiding geven». Kan de regering toelichten wat hier precies mee wordt bedoeld? Welke criteria worden hierbij gehanteerd? En op welke termijn wordt verwacht dat het stelsel daadwerkelijk in werking kan treden?

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

3.1. Uitgangspunten vernieuwde Wet banenafspraak

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de marksector op schema ligt wat betreft de doelen van de banenafspraak, terwijl de overheid al jaren achterblijft. De regering is nu voornemens om het onderscheid tussen banen gerealiseerd in de marktsector en bij de overheid op te heffen. Randvoorwaarde voor het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid is dat overheidswerkgevers meer banen gaan realiseren. Om welke reden verwacht de regering dat het de overheid nu wel lukt om deze banen te realiseren, terwijl de overheid al jaren achterloopt op haar eigen doelen? Welke maatregelen gaat de regering nemen om te zorgen dat de overheid haar doelen haalt? Welke concrete maatregelen heeft de regering de afgelopen periode ondernomen om dit aantal te verhogen en hoe succesvol waren deze maatregelen? Hoeveel banen moet de overheid gerealiseerd hebben voordat het onderscheid wordt opgeheven? Op welke termijn verwacht de regering dat de overheid deze doelen behaald heeft? Daarnaast constateren deze leden dat alhoewel het een voorwaarde is dat de overheid eerst meer banen realiseert, deze prikkel mogelijk wegvalt wanneer het onderscheid eenmaal is afgeschaft. Op welke manier garandeert de regering dat de overheid ook na eventuele opheffing van het onderscheid tussen de marktsector en de overheid genoeg banen blijft realiseren?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering voornemens is om de doelgroep van de banenafspraak beperkt te verbreden. Deze leden hebben hier met interesse kennis van genomen, maar hebben nog een vraag over de reikwijdte van de verbreding. Zij vragen of de verbreding arbitraire onderscheiden – waardoor sommigen niet onder de doelgroep vallen – tot het verleden laat behoren. Zij denken hier bijvoorbeeld aan mensen die door heftig stotteren geen sollicitatiegesprek kunnen voeren, of mensen die op latere leeftijd een beperking ontwikkelen.

De leden van de NSC-fractie hebben vragen bij het voornemen om het onderscheid tussen markt en overheid te vervangen door één afspraak, waarbij het niet meer uitmaakt bij welke werkgever iemand in dienst is. Belangrijke voorwaarde daarbij is, zo lezen deze leden, dat dit onderscheid pas vervalt zodra overheidswerkgevers op schema liggen wat betreft het aantal te creëren banen. De overheidssector loopt nu nog achter in het aantal duurzame plaatsingen van mensen met een beperking. Kan de regering aangeven welke maatregelen er tot nu toe concreet zijn ondernomen om het aantal duurzame plaatsingen bij de verschillende overheden te stimuleren? En hoe denkt de regering de achterstand van de overheid bij het aan het werk helpen van mensen met een beperking daadwerkelijk te kunnen verbeteren?

De leden van de NSC-fractie vragen de regering of 2026 het eindstation van de banenafspraak is, of dat er een vervolg aan wordt gegeven? En als dat laatste het geval is, welke ambitie heeft het Rijk hierin als wetgever en werkgever? Hoe worden deze afspraken gemonitord?

De regering stelt dat de jaarlijkse monitoring van de resultaten en de evaluatie door Panteia tot nu toe laat zien dat de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wet bqa) succesvol is geweest, omdat de banenafspraak voor veel mensen nieuwe kansen hebben gegeven op werk. Uit het onderzoek van Panteia komt echter ook naar voren dat de invloed van de conjunctuur op het realiseren van extra banen voor arbeidsbeperkten een belangrijke verklarende factor is voor de stijging in baankansen. Kan de regering in dit licht bezien nader toelichten wat de toegevoegde waarde is van de Wet bqa, mede gezien de huidige arbeidskrapte op de arbeidsmarkt en de grote behoefte aan personeel?

De leden van de NSC-fractie vragen of de regering voorts kan aangeven waarom het aantal van 125.000 te realiseren banen niet flexibel wordt gemaakt, door de streefcijfers te koppelen aan de conjunctuur.

De leden van de NSC-fractie lezen dat de overheid veel banen gezamenlijk met de markt organiseert via Social Return. Deze banen tellen alleen mee voor de marktsector, maar niet voor de overheid. Dit zou één van de redenen kunnen zijn waarom de overheid haar doelstelling nog niet gehaald heeft. Wat zijn naar het oordeel van de regering de redenen dat de overheid nog onvoldoende banen heeft gerealiseerd?

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd waarom de doelstelling qua aantal te realiseren banen statisch is. Het lijkt de leden van de D66-fractie logisch om de doelstelling mee te laten groeien met de arbeidsmarkt. Dit niet doen, betekent immers de facto een dalend ambitieniveau. Hoe ziet de regering dit?

De leden van de SGP-fractie begrijpen dat het vervallen van het onderscheid tussen markt en overheid leidt tot extra banen. Tegelijkertijd onderkennen zij het risico dat de druk op de doelstelling voor de overheidssector afneemt. Welke aanvullende acties onderneemt de regering om de mogelijkheden die het opheffen van dit onderscheid biedt, ten volle te benutten? En hoe voorkomt de regering dat de urgentie bij de overheid ten aanzien van het behalen van de doelstelling afneemt?

De leden van de SGP-fractie vragen in welke sector de banen meetellen die via inleenverbanden en publiek-private samenwerking zijn gerealiseerd binnen de nieuwe banenafspraak. Hoe gaat dit in zijn werk?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering of zij het risico ziet dat werkgevers wachten met aannemen van arbeidsbeperkten totdat de quotumregeling in werking treedt met oog op een bonus. Hoe beoordeelt de regering dit risico en waarom kiest de regering toch voor de vrijwillige banenafspraak voorafgaand aan de quotumregeling? In hoeverre is ook overwogen te werken met een eenmalige bonus, en waarom is hiervoor uiteindelijk niet gekozen? Klopt het dat er gekozen is voor een systeem dat praktisch – als het eenmaal in werking is gezet – niet meer kan worden uitgezet, ook al worden de doelstellingen daarna wel weer gehaald? Wat zouden de consequenties zijn van het weer deactiveren van de quotumregeling?

De leden van de SGP-fractie zouden graag inzicht krijgen in de financiële effecten van het scenario waarin de nieuwe banenafspraak niet ingaat en de huidige quotumheffing opgeschort blijft. Wat betekent dit voor de uitkeringslasten? Om welke bedragen gaat het?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering wanneer en onder welke voorwaarden een einde komt aan de activering van de quotumregeling.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat dit wetsvoorstel betekent voor banenafspraak die in 2026 afloopt en waarbij de quotumheffing momenteel is opgeschort.

Het uiteindelijke doel, een arbeidsmarkt waar voor iedereen een baan te vinden is omdat iedereen iets toe te voegen heeft aan de samenleving, staat voor de leden van de ChristenUnie-fractie voorop. Aan dit doel zou elke (grote) werkgever zijn steentje moeten bijdragen. In hoeverre draagt dit wetsvoorstel volgens de regering bij aan het verbeteren van de positie voor mensen met een beperking? Deze leden vragen de regering ook nader te motiveren op welke wijze dit wetsvoorstel bijdraagt aan het sneller behalen van de banenafspraak en aan een betere spreiding onder marktwerkgevers die banen realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.

3.2. Het systeem van de vernieuwde Wet banenafspraak: de periode van de banenafspraak

De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel de administratieve lasten voor werkgevers moet verminderen. Deze leden vragen welke lasten hiermee bedoeld worden.

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen of werkgevers in de verleiding komen door dit wetsvoorstel om meer mensen met en arbeidsbeperking via inkoop van diensten te laten werken in plaats van ze zelf in dienst te nemen. Dit terwijl op de arbeidsmarkt en het beleid van de (demissionaire) regering is om zoveel mogelijk mensen in dienst te nemen en niet via inkoop van diensten te laten werken. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat op termijn de twee afzonderlijke afspraken voor markt en overheid worden vervangen door één afspraak met álle werkgevers. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd wat de verwachting is op welke termijn de bestaande afspraken worden vervangen door één afspraak. Bekend is dat de overheidssector achterloopt op het aantal te realiseren banen. Kan de regering nader toelichten wat zij concreet heeft ondernomen en gaat ondernemen om het aantal duurzame banen bij de overheden op peil te krijgen? Op basis waarvan verwacht de regering dat overheidswerkgevers deze achterstand ongedaan kunnen maken?

Aanvullend vragen de leden van de ChristenUnie-fractie op basis van welke criteria en voorwaarden bepaald wordt wanneer het onderscheid tussen de sectoren markt en overheid vervalt. De regering schrijft dat dit «afhankelijk is van realisaties bij de overheid». Kan de regering dit nader concretiseren? Houdt de regering een richtgetal aan voor het beoordelen of het onderscheid kan komen te vervallen?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat veel werkgevers intrinsiek gemotiveerd zijn om banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking. Om drempels hier zoveel mogelijk voor weg te nemen is het noodzakelijk dat mensen uit het doelgroepenregister voor werkgevers goed in beeld komen, zo menen de leden van de ChristenUnie-fractie. Kan de regering toelichten of zij van mening is dat dit nu goed genoeg is geborgd? Is het niet noodzakelijk dat gemeenten beter inzicht krijgen in wie van hun inwoners tot de doelgroep banenafspraak behoren, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

3.3. Het systeem van de vernieuwde Wet banenafspraak: de quotumregeling

De leden van de VVD-fractie vragen waarom gekozen is voor het middel van een quotum. Is de regering bekend met de goede resultaten van de banenafspraak en de banen die de markt heeft gecreëerd voor de doelgroep? Kan de regering toelichten waarom in het licht van dit succes voor een quotum is gekozen? Vindt de regering het redelijk om pas aan een quotum te denken als de overheid zelf de afspraken uit de banenafspraak nakomt? Deze leden lezen dat slechts 60% van de werkgevers bekend is met de quotumregeling. Bij welk percentage vindt de regering het redelijk om een quotum op te leggen en wat gaat de regering doen aan deze lage bekendheid?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de quotumregeling «weloverwogen» geactiveerd kan worden als de aantallen uit het nieuwe macro-ingroeipad niet worden gehaald. Deze leden vragen de regering nader aan te geven wat bedoeld wordt met het weloverwogen inzetten van de quotumregeling. Wat wordt hieronder precies verstaan?

Als de quotumregeling geactiveerd wordt, zullen alle werkgevers een bonus ontvangen. Kan de regering nader toelichten hoe de inclusiviteitstoeslag en de bonus voor uitlenende en inlenende werkgevers precies werken? Kan de regering tevens aangeven hoe de bonus wordt gefinancierd, als werkgevers geen inclusiviteitstoeslag hoeven te betalen voor hun uitgeleende personeel?

Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd wat de regering verstaat onder het weloverwogen inzetten van de quotumregeling. De Minister beslist over het al dan niet in laten gaan van de quotumregeling, maar de overheid is de sector die tot nu toe achterloopt in het realiseren van banen. Hoe verhouden deze twee zaken zich tot elkaar?

De leden van de CDA-fractie lezen dat uit de evaluatie van de Wet bqa is gebleken dat 60% van de werkgevers bekend is met de quotumregeling. Dat betekent dat 40% nog niet bekend is met de quotumregeling. Welke stappen gaat de regering ondernemen om deze 40% ook bekend te maken met de quotumregeling?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre een quotumregeling op dit moment passend is, omdat de marktwerkgevers de aantallen afgesproken banen tot nu toe hebben gehaald, maar juist de overheid niet. Zou het ook mogelijk kunnen zijn dat een quotum in eerste instantie voor de overheid gaat gelden, daar zij de afgelopen jaren niet voldaan hebben aan de afspraak?

De leden van de SP-fractie lezen verder dat de quotumregeling in stand wordt gehouden. Deze leden vragen zich af wat de regering ervan vindt dat het zover zou moeten komen. Is de regering het met hen eens dat verantwoordelijk werkgeverschap van zowel marktpartijen als de overheid betekent dat je werknemers een afspiegeling van de samenleving zijn? Kan de regering reflecteren op of een quotumregeling bijdraagt aan deze visie op verantwoordelijk werkgeverschap? De regering schrijft dat de quotumregeling «weloverwogen» in gang zal worden gezet. Kan de regering uitgebreider uitweiden wanneer zij hun keuze «weloverwogen» achten?

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering met het nieuwe macro-ingroeipad het doel van 125.000 banen in 2025 overeind houdt. Deze leden vragen de regering om in te gaan op deze doelstelling en hoe de regering dit denkt te bereiken. Waar ligt de focus? Hoe zorgt de regering dat overheidswerkgevers dit doel gaan halen? Wat doet de regering om de mensen die na het behalen van het doel van 125.000 banen nog steeds aan de kant staan te begeleiden naar werk?

De leden van de SGP-fractie lezen dat het deactiveren van de quotumregeling ook leidt tot het stoppen van de bonus. Waarom zijn deze zaken aan elkaar gekoppeld? Is ook overwogen deze zaken los te koppelen, en welke voor- en nadelen heeft dit?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering beslist over het activeren van de quotumregeling, terwijl diezelfde overheid achterblijft in de realisatie van banen. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering zich bewust is van het feit dat wanneer de quotumregeling is geactiveerd deze logischerwijs niet meer gedeactiveerd zal kunnen worden in verband met de banenafspraakbonus. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering, aangezien nu voor de sector overheid de quotumregeling al van kracht is, of het realistisch is om te verwachten dat in de nieuwe situatie de quotumregeling niet wordt geactiveerd. Welke alternatieven heeft de regering overwogen, in het licht van de beperkte handelingsopties die een regering zal hebben wanneer de nieuwe quotumregeling van kracht zou zijn.

3.4. Het systeem van de vernieuwde Wet banenafspraak: de monitoring

De leden van de VVD-fractie hebben bezorgd kennisgenomen van het advies van de Raad van State inzake monitoring. Bij het verdwijnen van het onderscheid tussen markt en overheid wordt een separate monitoring van deze sectoren mogelijk ook ingewikkeld. Deze leden vragen dan ook of er voor de Kamer – als controlerend orgaan – of de marktwerkgevers – als deelnemers aan de banenafspraak – nog voldoende beeld zal zijn van de resultaten van overheidswerkgevers. De leden zouden graag een concrete uitleg van de regering ontvangen hoe de monitoring van beide sectoren en andere (sub)sectoren adequaat blijft.

4. De inclusiviteitsopslag en de banenafspraakbonus

De leden van de VVD-fractie stellen vraagtekens bij de voorgestelde systematiek van een heffing gevolgd door een bonus. Deze leden vragen of de regering nader kan toelichten waarom er voor een systematiek van rondpompen van geld is gekozen. Zij vragen ook of dit voor ondernemingen met een beperkte liquiditeit niet tot problemen zal leiden, of investeringen in voor de onderneming relevante zaken zal afremmen. Zij zijn benieuwd of de regering de inclusiviteitsopslag een proportioneel en geschikt middel vindt indien de opslag bij ondernemingen tot liquiditeitsproblemen of minder investeringen leidt.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of werkgevers ook één bonus ontvangen wanneer zij twee banen van bijvoorbeeld dertien uur realiseren, of dat de baan uit minimaal 25,5 uur moet bestaan. Ook ontvangen deze leden graag meer toelichting over hoe de inclusiviteitsopslag en bonus voor uitlenende en inlenende werkgevers werken. Daarnaast horen zij graag hoe de bonus die wordt uitgekeerd aan uitlenende werkgevers wordt gefinancierd, nu zij geen inclusiviteitsopslag hoeven te betalen voor hun uitgeleende personeel.

Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd waarom er geen default-optie gekozen wordt, zoals dat de bonus naar de inlenende werkgever wordt doorberekend, tenzij andere afspraken worden gemaakt. Deze leden constateren dat het voordelig kan zijn voor een werkgever tijdens de vrijwillige banenafspraak om geen banen te realiseren, te wachten tot de quotumregeling ingaat en per die datum banen te gaan realiseren en dan meer dan het benodigde aantal voor die werkgever. Op deze manier draagt de werkgever namelijk bij aan het ingaan van de quotumregeling en ontvangt de werkgever vervolgens een bonus. Constateren de leden dit correct? Zo ja, hoe reflecteert de regering hierop?

Daarnaast zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar het beleid in de situatie wanneer de doelstelling van 125.000 banen is bereikt, om ook voor alle banen die hier bovenop gerealiseerd worden binnen een geactiveerde quotumregeling de bonus nog toe te kennen. Deze leden vragen of het dan nog proportioneel is om werkgevers die de banen niet gerealiseerd hebben de inclusiviteitsopslag te blijven laten betalen, met de kanttekening dat de leden twijfels hebben bij deze statische doelstelling van 125.000 banen.

In een fatsoenlijk land staat niemand werkloos langs de kant, stellen de leden van de CDA-fractie. Deze leden begrijpen de afweging om te komen tot een systeem van een bonus en malus, maar zij wijzen er wel op dat het hun voorkeur is dat men omziet naar elkaar en iedereen oog heeft voor ieders talenten. In een fatsoenlijk land zou een systeem met een bonus en malus om baankansen te vergroten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt niet nodig moeten zijn.

De leden van de SP-fractie willen de regering ook graag een situatie voorleggen. Deze leden constateren dat het voordeliger voor werkgevers lijkt om te wachten met het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking tot de quotumregeling in is gegaan. Werkgevers ontvangen dan namelijk een bonus. Hoe ziet de regering dit? Is dit niet in strijd met het huidige argument van de regering dat de dreiging van een quotum ervoor zorgt dat werkgevers mensen met een arbeidsbeperking aannemen?

De leden van de SP-fractie vragen welke voorwaarden de regering verbindt aan het uitbreiden van het LKV voor het verbeteren van de rechten van werknemers. Kan de regering garanderen dat mensen met een arbeidsbeperking gewoon minimaal het minimumloon verdienen volgens dezelfde voorwaarden als andere werkenden? Krijgen medewerkers met een arbeidsbeperking eerder zicht op vast werk? Zo nee, waarom wil de regering dit niet garanderen, terwijl ze het voordeel voor werkgevers wel uitbreiden?

5. Vereenvoudiging loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie krijgen al jaren signalen vanuit maatschappelijke organisaties en mensen met een beperking dat de criteria van het doelgroepregister van het UWV smal zijn, waardoor veel mensen met een arbeidsbeperking buiten het doelgroepregister vallen, terwijl het voor hen niet mogelijk is om zelfstandig een reguliere baan te vinden. Deze mensen vallen tussen wal en schip. Deze leden waren verheugd om in de brief van 7 juni 2023 te lezen dat de doelgroep van de banenafspraak verbreed wordt.3 Zij constateren echter dat deze voorgenomen verbreding niet is meegenomen in voorliggend wetsvoorstel. Om welke reden is de verbreding niet meegenomen in dit wetsvoorstel? Op welke termijn wordt de verbreding van de doelgroep banenafspraak alsnog gerealiseerd? Kan de regering aangeven hoeveel extra mensen naar verwachting in aanmerking zullen komen voor een baan uit de banenafspraak na verbreding? Hierbij merken de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eveneens op dat het in geval van verbreding van de doelgroep passend zou zijn de doelen wat betreft het aantal te realiseren banen uit de banenafspraak te verhogen. Hoe kijkt de regering hiernaar? Tenslotte constateren deze leden dat de doelen gerealiseerd moeten zijn in 2026. Welke toekomst ziet de regering na 2026 voor de banenafspraak? Zullen er ook na dit jaartal structureel banen bijkomen voor mensen met een arbeidsbeperking? Op welke manier wil de regering dit vormgeven?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat scholingsbelemmerden in het wetsvoorstel niet langer vallen onder het LKV van de doelgroep banenafspraak in het kader van de harmonisatie van het LKV van de doelgroep banenafspraak en de doelgroep banenafspraak. Waarom heeft de regering de keuze gemaakt om scholingsbelemmerden uit te sluiten van de doelgroep banenafspraak in plaats van hen op te nemen in de doelgroep?

Het wetsvoorstel beoogt het LKV structureel te maken. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien hier een mogelijkheid om het structureel maken van het LKV te koppelen aan een vast contract. Kan de regering reflecteren op deze mogelijkheid, ook in het licht van het doel van meer zekerheid op de arbeidsmarkt?

De leden van de SP-fractie lezen ook dat een groep van ongeveer honderd personen buiten de boot valt van de LKV-doelgroep die wel aanspraak kan maken op de huidige banenafspraak. Deze groep scholingsbelemmerden valt er in het voorliggende wetsvoorstel buiten. Wat gaat de regering doen om voor deze personen een passende oplossing te bieden?

De leden van de SGP-fractie vinden het positief dat de doelgroepverklaring voor het LKV doelgroep banenafspraak wordt afgeschaft. Zij vragen de regering of daarmee ook de check van «inkomen in de 6 maanden voorafgaand aan ingang dienstverband» zal vervallen? Hoe wordt omgegaan met werkgevers die eerder gebruik hebben gemaakt van de drie jaar voor LKV? Moeten zij opnieuw een aanvraag doen of wordt het LKV voor hen «automatisch» structureel? Hoe wordt hierover gecommuniceerd?

De leden van de SGP-fractie juichen het verminderen van de administratieve lasten voor werkgevers, zoals de doelgroepverklaring, toe. Ook de loonwaardemeting wordt als ballast ervaren. Kan de regering aangeven wat zij gaat ondernemen om de loonwaardemetingen te vereenvoudigen? Op welke andere punten wordt volgens de regering administratieve lastendruk ervaren ten aanzien van de banenafspraak?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering waarom scholingsbelemmerden niet worden opgenomen in het doelgroepregister. Deze leden lezen dat de grootste groep scholingsbelemmerden vaak op andere gronden tot de doelgroep behoren, maar dat er ook een deel is dat erbuiten valt. Om welke groep gaat het dan?

De leden van de ChristenUnie-fractie achten het een verstandig voorstel om de doelgroepverklaring af te schaffen. Deze leden lezen evenwel dat de doelgroepverklaring wel moet worden aangevraagd voor dienstbetrekkingen die voor de ingangsdatum van deze wet zijn aangegaan. Kan de regering nader toelichten waarom hiervoor is gekozen, zeker ook in de wetenschap dat de LKV doelgroep banenafspraak structureel wordt? Klopt het dat het structureel maken van de LKV niet van toepassing zal zijn op de groep mensen die voor ingangsdatum van deze wet een dienstbetrekking zijn aangegaan?

Het voorgestelde wetsvoorstel heeft onder meer als doel om de administratieve lasten voor werkgevers te verminderen. De ChristenUnie steunt uiteraard dit doel. Hiervoor stelt de regering onder andere voor om de doelgroepverklaring te schrappen. Echter levert ook de loonwaardemeting, ondanks de uniformering, veel administratieve lasten op. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij erkent dat de loonwaardemeting voor onnodige administratieve last zorgt en of zij voornemens is om de loonwaardemetingen verder te vereenvoudigen.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering voornemens is het doelgroepenregister uit te breiden. Dit vergroot het aantal mensen in het doelgroepenregister. Met hoeveel personen wordt het doelgroepenregister naar verwachting uitgebreid, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. En wat betekent dit voor de doelen die zijn gesteld (125.000 banen). Wordt dit aantal banen verhoogd? Zo nee, waarom niet?

6. Inspanningen overheidswerkgevers

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de overheid wel zorgt voor werk voor mensen met een arbeidsbeperking via externe inkoop, maar dat dit niet meetelt bij het behalen van de doelstelling. Het beoogde wetsvoorstel brengt hier verandering in. Deze leden vinden het van groot belang dat de overheid zelf een inclusieve werkgever is. Door de banenafspraak te realiseren via inkoop behoeft de overheid niet de nodige veranderingen door te voeren om een inclusieve werkgever te zijn. Op welke manier zorgt de regering dat de overheid niet enkel banen uit de banenafspraak realiseert via inkoop? Welke maatregelen neemt zij om te zorgen dat de overheid zelf een inclusieve werkgever wordt? Via inkoop van diensten bestaat daarnaast het risico dat er vooral laaggeschoolde banen beschikbaar komen, terwijl het belangrijk is dat er arbeidsplaatsen gerealiseerd worden op alle niveaus. Op welke manier realiseert de regering dit?

De leden van de VVD-fractie constateren, net als de Raad van State, dat overheidswerkgevers structureel hun doelstellingen uit de banenafspraak niet halen. Dat door dit wetsvoorstel de prikkel voor de overheid zou verminderen om de afspraak wel na te komen, baart deze leden zorgen. Zij vragen de regering of en hoe er dit keer wél nakoming van de overheid bewerkstelligd zal worden. En als dit niet gegarandeerd kan worden, vragen de leden waarom het onderscheid tussen markt en overheid niet in stand gehouden wordt.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen om de ontwikkelingen ten aanzien van de inspanningen van de overheid. Deze leden vinden het belangrijk dat de overheid haar voorbeeldfunctie blijft vervullen, ook met het oog op het draagvlak bij de marktsector. Hanteert de regering een richtgetal qua doelstelling van de overheid, wat betreft vanaf welk moment het onderscheid tussen de overheid en de marktsector opgeheven wordt? En hoe wordt geborgd dat de overheid na het vervallen van dit onderscheid ook in de toekomst voldoende werkplekken voor mensen een arbeidsbeperking blijft creëren? Hoe wordt voorkomen dat deze plicht voornamelijk richting de marktsector schuift? Is de regering van plan in te grijpen als uit de monitoring blijkt dat de overheid sterk achterblijft in haar bijdrage?

Ook hebben de leden van de D66-fractie twijfels bij het meetellen van gecreëerde banen via inkoop bij de doelstelling van de overheid. Uiteraard is het belangrijk dat deze banen ergens meetellen en dat samenwerking tussen overheid en markt voor beide partijen moet lonen. Maar het is ook van belang dat de overheid direct haar voorbeeldfunctie vervult en mensen met een arbeidsbeperking in dienst neemt. De inkoop moet geen makkelijke route worden om aan de doelstellingen te voldoen zonder zelf echt mensen in dienst te nemen. Hoe ziet de regering dit? Hoe gaat de regering borgen dat de overheid ook direct haar steentje blijft bijdragen?

Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd of de banen via inkoop mee gaan tellen voor het aantal banen dat de overheid moet creëren voordat het onderscheid tussen markt en overheid vervalt. Is dat de bedoeling? Dit lijkt deze leden namelijk lastig, aangezien een nulmeting ontbreekt.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State kritisch is op het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid. Hoe reflecteert de regering op deze kritiek?

Het laten vervallen van het onderscheid tussen overheid en markt brengt wel een aantal vragen met zich mee, stellen de leden van de BBB-fractie. Als het percentage van de doelgroepen die werk hebben gevonden in de markt vergroot moet worden, hoe gaat de overheid dan om met de loonkostensubsidie in relatie tot inflatie? Groeit de loonkostensubsidie mee met de inflatie? En als dit niet gebeurt, hoe houdt de overheid het voor marktpartijen interessant om de doelgroepen tewerk te stellen wanneer de subsidie verhoudingsgewijs daalt en dus de rendabiliteit voor de marktwerkgever vermindert (onder invloed van die inflatie)?

De leden van de SGP-fractie lezen dat een van de genoemde redenen dat de overheid achterloopt is dat zij taken heeft uitbesteed aan de marktsector. Wat zijn volgens de regering verder belangrijke redenen dat de overheid nog onvoldoende banen realiseert? En welke acties onderneemt de regering om de realisaties bij de overheid aanzienlijk te versnellen?

De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat samenwerking tussen de sectoren markt en overheid om banen te realiseren bemoeilijkt wordt door het huidig wettelijk kader. De regering verwacht dat het wetsvoorstel deze samenwerking stimuleert. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de verwachting wat voor soort banen het gewijzigd wettelijk kader zou opleveren. Is de verwachting dat dit voornamelijk banen zijn die gerealiseerd worden via inkoop of aanbestedingen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook of de regering nader kan toelichten wat zij bedoelt met de zin «Het vervallen van het onderscheid zal leiden tot nieuwe energie om breder aan te slag te gaan met het realiseren van banen waar de onderbenutte kansen liggen, namelijk ook in intensievere samenwerking tussen de markt en overheid». Kan de regering voorbeelden geven van wat voor soort banen dit zou moeten opleveren?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat alle werkgevers inspanning leveren om duurzame banen te realiseren binnen de eigen organisatie, en dus niet enkel via social return. Daarnaast zijn deze leden ook van mening dat deze banen ook een kwalitatief karakter moeten hebben waarbij banen idealiter via een vast dienstverband worden aangeboden en er ook banen gerealiseerd worden voor mensen die theoretisch geschoold zijn. Is de regering dit met de leden van de ChristenUnie-fractie eens? Zo ja, op welke wijze wordt dit gestimuleerd?

7. Financiële aspecten

De leden van de SGP-fractie lezen dat als gevolg van deze wijziging de uitgaven in 2026 met 121 miljoen en structureel met 102 miljoen euro toenemen. Wat is hiervoor de onderbouwing?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de extra uitgaven voor structureel maken van het LKV banenafspraak worden gedekt uit de voorgenomen afschaffing van het lage-inkomensvoordeel (LIV). Wat zijn de consequenties van deze afschaffing, en waarom is voor deze dekking gekozen?

8. Regeldruk

Er zijn diverse instrumenten en regelingen om werkgevers de juiste ondersteuning te bieden, constateren de leden van de CDA-fractie. Echter voor verschillende deelgroepen zijn er verschillende regelingen bij loonkostensubsidie en loondispensatie. En voor alle instrumenten maakt het UWV en elke individuele gemeente eigen keuzes voor de voorwaarden en de uitvoering. Dat leidt tot een voor werkgevers onnavolgbaar oerwoud van voorwaarden en werkwijzen waaraan ze moeten voldoen. De leden van de CDA-fractie vragen of meer uniformering in dit geval niet effectiever zou zijn.

9. Ontvangen commentaren en adviezen

De leden van de VVD-fractie constateren dat er grote tekorten zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt. Deze leden constateren ook dat 70% van de mensen in de bijstand (op termijn) in staat is om te werken. Toch vermelden werkgevers dat zij moeite hebben met het vinden van voldoende kandidaten uit het doelgroepregister. Ziet de regering – in het bevorderen van een inclusieve en gebalanceerde arbeidsmarkt – een extra rol voor de overheid om voor vlotte arbeidsbemiddeling te zorgen tussen werkgevers en de doelgroepen? De leden vragen of de regering hier een assertievere rol voor gemeentes ziet.

De leden van de NSC-fractie lezen dat de huidige Wet bqa zowel door werkgevers als de uitvoering als ingewikkeld worden ervaren. De samenwerking tussen overheidswerkgevers en werkgevers uit de marktsector is te complex en de administratieve lasten worden als hoog ervaren, met name tijdens de geactiveerde quotumregeling. Kan de regering nader aangeven in hoeverre dit wetsvoorstel ervoor gaat zorgen dat de uitvoering in de praktijk daadwerkelijk minder complex gaat worden? Waarop is de verwachting van de regering gebaseerd dat er met dit wetsvoorstel meer mensen met een beperking aan het werk worden geholpen?

Kan de regering in haar antwoord hierbij ingaan op de zorg van de Belastingdienst dat het wetsvoorstel door de vormgeving en de uitzonderingen voor de inclusiviteitstoeslag zal leiden tot een toename van complexiteit voor zowel werkgevers als voor de Belastingdienst. Kan de regering nader aangeven in hoeverre de Belastingdienst in staat is om dit wetsvoorstel te handhaven?

Zoals gesteld zijn de leden van de D66-fractie voorstander van het vereenvoudigingen van regelingen. Echter, deze leden lezen dat voor de Belastingdienst deze aanpassing juist leidt tot meer complexiteit. Dit baart hen zorgen, want juist bij die uitvoeringsorganisatie is vereenvoudiging en vermindering van de werklast cruciaal. Hoe ziet de regering dit?

Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar hoe de regering aankijkt tegen het standpunt van VNO-NCW, die stellen dat deze aanpassing eigenlijk geen meerwaarde heeft. Deze leden vinden dit verrassend, aangezien het doel van deze aanpassing juist ook het ondersteunen van werkgevers is. Hoe ziet de regering dit? Is deze wijziging wel goed afgestemd met de werkgeversorganisaties?

De leden van de CDA-fractie lezen dat conform eerdere afspraken ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in 2022 gesprekken tussen het UWV en gemeenten over het herontwerp van het doelgroepregister heeft geïnitieerd. Wat is de uitkomst van deze gesprekken? Voor het doelgroepregister banenafspraak is gegevensuitwisseling met gemeenten van belang. Dit onder meer voor het opnemen van gegevens van mensen uit de Participatiewet die tot de doelgroep banenafspraak behoren. Verloopt de gegevensuitwisseling met alle gemeenten en het UWV naar behoren? Zo nee, waar zitten de knelpunten en op welke termijn kunnen deze worden opgelost?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Belastingdienst het onderdeel inclusiviteitsopslag als complex beoordeelt. Kan de regering nader beargumenteren waarom zij van mening is de complexiteit en de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken door te streven op hoofdlijnen aan te sluiten bij bestaande instrumenten? Kan de Belastingdienst de regeling goed uitvoeren? Waar zitten de (mogelijke) knelpunten en wat zou ervoor kunnen zorgen dat de regeling minder complex wordt?

10. Overig

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat gemeenten ook in het nieuwe wetsvoorstel geen inzage krijgen in wie van hun inwoners tot de doelgroep banenafspraak behoort. Gemeenten kunnen daardoor niet proactief inwoners benaderen om hen op de hoogte te brengen van waar zij recht op hebben en hen ondersteuning naar werk aanbieden. In hoeverre ziet de regering mogelijkheden om gemeenten de mogelijkheid te bieden om inwoners proactief te kunnen benaderen?

Deze leden vragen zich af in hoeverre er zicht is op de pensioenopbouw van mensen die werken via de banenafspraak, mede met het oog op de Algemene Ouderdomswet(AOW)-franchise.

De leden van de NSC-fractie merken op dat werkgevers in de kandidatenverkenner via een anoniem profiel kunnen zien wie in het doelgroepregister staat. Gemeenten hebben tot op heden geen inzage in wie van hun inwoners tot de doelgroep banenafspraak behoort. Daardoor kunnen gemeenten hun inwoners niet actief benaderen en een aanbod voor (ondersteuning naar) werk doen. Volgens deze leden zou dit wel mogelijk moeten worden. Kan de regering dit toezeggen?

Daarnaast zou het goed zijn als gemeenten een periodiek overzicht ontvangen van al hun inwoners met een positief advies beschut werk, stellen de leden van de NSC-fractie. Ook voor deze groep is het immers belangrijk dat gemeenten hen actief benaderen om betaald aan de slag te komen. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering hierop.

De leden van de NSC-fractie merken op dat er in 2022 een internetconsultatie plaats heeft gevonden over een soepelere overstap van beschut werk naar een garantiebaan in het kader van de banenafspraak (en vice versa). Waarom is deze versoepeling niet meegenomen in onderhavig wetsvoorstel?

De leden van de NSC-fractie hebben vernomen dat, indien iemand vanuit de banenafspraak ziek wordt, het voor de werkgever lastig is om de re-integratieverplichtingen in het kader van de Wet verbetering poortwachter (Wvp) na te komen. Vooral de toepassing van het tweede spoor (re-integreren bij een andere werkgever) zou problemen opleveren. Herkent de regering deze signalen?

De vereenvoudiging van de banenafspraak is bedoeld om het voor werkgevers zo aantrekkelijk mogelijk te maken, iemand uit de banenafspraak in dienst te nemen en te houden. Maar dat wordt hen niet makkelijk gemaakt zolang voor werkgevers jegens mensen uit de banenafspraak/Participatiewet dezelfde verplichtingen gelden als voor elke andere werknemer. Kan de regering ervoor zorgen dat de Wvp op het punt van het tweede spoor wordt versoepeld, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie merken op dat werkgevers in de kandidatenverkenner via een anoniem profiel kunnen zien wie in het doelgroepregister staat. Gemeenten hebben tot op heden geen inzage in wie van hun inwoners tot de doelgroep banenafspraak behoort. Daardoor kunnen gemeenten hun inwoners niet actief benaderen en een aanbod voor (ondersteuning naar) werk doen. Hoe kijkt de regering aan tegen het hier verandering in aanbrengen? En hoe kijkt de regering aan tegen de optie dat gemeenten periodiek een overzicht ontvangen van al hun inwoners met een positief advies beschut werk, zodat deze groep benaderd kan worden?

De leden van de D66-fractie merken op dat voor werkgevers in de banenafspraak een baan als een volledige baan geldt, als deze 25,5 uur bedraagt. Maar voor werknemers geldt dat niet. Wanneer zij het minimumloon per uur verdienen, moeten zij om tot een inkomen op bijstandsniveau te komen, vaak minimaal 28 uur werken. En om een volledig minimumloon te verdienen, moeten zij fulltime werken. Kan de regering aangeven waarom dit zo is, en of zij dit wenselijk vindt, ook gegeven het feit dat het juist voor deze groep niet altijd mogelijk is om fulltime te werken?

Tot slot zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar de plannen van de regering ten aanzien van de banenafspraak na 2026.

De leden van de fractie BBB-fractie vragen zich tot slot af of er een midden- en kleinbedrijf(mkb)-toets is uitgevoerd? Zo ja, wat zijn de resultaten daarvan? Zo nee, waarom niet en wilt u dat alsnog doen?

II Artikelsgewijs

Artikel 2 Doelgroep banenafspraak

De leden van de VVD-fractie ontvangen signalen dat de meerderheid van de mensen in het doelgroepregister tot «niet bemiddelbaar» wordt gerekend. Vindt de regering dat dit niet overeenkomt met de schatting dat meer dan tweederde van de mensen in de Participatiewet in staat is om te werken? Vindt de regering dat een verbetering van de banenafspraak ook gepaard moet gaan met het anders bekijken van de doelgroep en daarmee uit te gaan van wat mensen wél kunnen? Is de regering bereid stappen te zetten om dit te verbeteren?

Artikel 5 Activering van de quotumregeling

De leden van de SGP-fractie vragen wat wordt bedoeld met de zinsnede «in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad». Welke criteria worden hierbij gehanteerd? Is de regering het met deze leden eens dat het wenselijk is hierover vooraf duidelijkheid te verschaffen?

De fungerend voorzitter van de commissie, Léon de Jong

Adjunct-griffier van de commissie Meester-Schaap