Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om aan de vorderingen ter zake van de verschuldigde uitkeringen tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen en in de kosten van levensonderhoud en studie van jong meerderjarigen preferentie toe te kennen en daartoe Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Aan artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de verschuldigde uitkeringen tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen en in de kosten van levensonderhoud en studie van meerderjarige kinderen die de leeftijd van een en twintig jaren niet hebben bereikt.
Aan artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de verschuldigde uitkeringen tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen en in de kosten van levensonderhoud en studie van meerderjarige kinderen die de leeftijd van een en twintig jaren niet hebben bereikt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,