Ontvangen 5 oktober 2023
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIa ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
In artikel 9 van bijlage 2 en artikel 2 van bijlage 3 bij de Algemene wet bestuursrecht komt de zinsnede met betrekking tot de Kaderwet SZW-subsidies te luiden:
Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling op grond van artikel 9
B
Artikel VII komt te luiden:
ARTIKEL VII WERKLOOSHEIDSWET
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:
2. Onder het in het eerste lid bedoelde gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek wordt verstaan het gemiddeld aantal arbeidsuren in de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan de kalenderweek, bedoeld in het eerste lid. Indien de werknemer ten opzichte van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek minder dan vijf arbeidsuren heeft verloren, worden bij de bepaling hoeveel arbeidsuren de werknemer heeft en bij de bepaling van het gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek, bedoeld in de eerste zin, mede in aanmerking genomen de uren waarin de werknemer werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij niet als werknemer wordt beschouwd. Voor de vaststelling van de periode van 26 kalenderweken, bedoeld in de eerste zin, worden kalenderweken, tot een maximum van 78 kalenderweken, waarin de werknemer onbetaald verlof heeft genoten, niet in aanmerking genomen, tenzij dit leidt tot een lager gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek dan wanneer die kalenderweken wel in aanmerking zouden worden genomen.
B
In artikel 77a, eerste lid, wordt «26 kalenderweken» vervangen door «6 kalendermaanden».
§ 1.1 ALGEMENE WET BESTUURSRECHT (onderdeel A – artikel IIa Verzamelwet SZW 2024)
Artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies is opgenomen in bijlage 2, artikel 9 bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit regelt dat het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep moet worden ingesteld. Ook is artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies opgenomen in bijlage 3, artikel 2 bij de Awb. Dit regelt wanneer er sprake is van verlaagd griffierecht. In beide bijlagen wordt verwezen naar een ministeriële regeling op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies. Het is echter ook mogelijk om een algemene maatregel van bestuur te treffen op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies. Het ligt in de rede dat dezelfde regels ten aanzien van hoger beroep en griffierecht gelden voor alle regelgeving op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies. Met deze wijziging wordt daarom voorgesteld alle regelgeving die gebaseerd is op artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies aan te wijzen in de genoemde bijlagen bij de Awb.
§ 1.2 WERKLOOSHEIDSWET (onderdeel B – artikel VII Verzamelwet SZW 2024)
Onderdeel A (artikel 16, tweede lid)
In artikel 16, tweede lid, WW wordt geregeld dat een verlies aan (arbeids)uren van minder dan 5 uur niet tot een recht op WW-uitkering kan leiden in de situatie dat dat verlies, gelet op het totale patroon van werken (inclusief eventuele niet verzekeringsplichtige uren), minder bedraagt dan de helft van het totale aantal (arbeids)uren (inclusief niet verzekeringsplichtige uren). Met ingang van 1 januari 2013 is het begrip arbeidsuren geïntroduceerd in de WW en is (ook) artikel 16 WW hierop aangepast. Nu blijkt dat deze aanpassing niet juist is geweest. Op grond van de tekst van artikel 16, tweede lid, WW zoals die vanaf 1 januari 2013 luidt, wordt het resterende aantal arbeidsuren vergeleken met het gemiddelde aantal arbeidsuren, terwijl het de bedoeling is dat de verloren arbeidsuren vergeleken worden met het gemiddeld aantal arbeidsuren. Met onderhavige wijziging wordt deze omissie hersteld en sluit de wettekst (weer) aan bij de uitvoeringspraktijk.
Onderdeel B (artikel 77a)
Met ingang van 1 januari 2013 hebben WW-gerechtigden de mogelijkheid om met behoud van uitkering te starten als zelfstandige. De belangrijkste voorwaarde voor deelname is dat de kans groot is dat dat de WW-gerechtigde na die startperiode met zijn eigen bedrijf voldoende geld verdient om van te leven en dus geen recht meer (nodig) heeft op uitkering. Het UWV moet vooraf toestemming geven om deel te mogen nemen. De startperiode duurt 26 kalenderweken en tijdens die periode wordt de WW-uitkering gekort met 29%. De WW-gerechtigde mag fulltime aan de slag met het opzetten van zijn eigen bedrijf en er geldt gedurende de startperiode geen sollicitatieplicht.
Met onderhavige wijziging kan een WW-gerechtigde elke eerste van de kalendermaand beginnen aan de startperiode. De wijziging van de startperiode met ingang van de eerste van de maand sluit aan op de maandelijkse betaling van de WW-uitkering. Hierdoor kan het UWV de WW-uitkering over de startperiode eenvoudig(er) vaststellen.
Onderdeel A – artikel IIa Verzamelwet SZW 2024: Algemene wet bestuursrecht
Zie toelichting onder § 1.2
Onderdeel B – artikel VII Verzamelwet SZW 2024: Werkloosheidswet
Onderdeel A (artikel 16, tweede lid)
In dit artikel wordt artikel 16, tweede lid, WW gewijzigd. Door in de tweede zin een zinsnede op te nemen dat ziet op de arbeidsuren van de werknemer, wordt de rechtspositie zoals deze was voor 1 januari 2013 hersteld. Door te verwijzen naar de eerste zin van artikel 16, tweede lid, is het niet meer nodig om in de derde zin te verwijzen naar de tweede zin. In de derde zin vervalt daarom «en tweede».
Onderdeel B (artikel 77a)
In dit artikel wordt de tekst «26 kalenderweken» vervangen door «6 kalendermaanden». Bij 26 kalenderweken was het mogelijk om elke eerste dag van een kalenderweek gebruik te maken van de startersregeling. Met de wijziging naar 6 kalendermaanden kan de werkloze werknemer alleen nog beginnen op de eerste van een kalendermaand.
Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip