Kamerstuk 36412-12

Amendement van het lid Sneller over een andere bandbreedte voor het kunnen afwijken van de in de wet opgenomen formule voor het toedelen van kosten aan de categorieën ongebouwd en natuur

Dossier: Wijziging van de Waterschapswet, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht in verband met het versterken van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing, het geven van ruimte aan nieuwe ontwikkelingen en het oplossen van enkele knelpunten

Gepubliceerd: 11 april 2024
Indiener(s): Joost Sneller (D66)
Onderwerpen: bestuur organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36412-12.html
ID: 36412-12

31,3 %
68,7 %

SP

PVV

GroenLinks-PvdA

SGP

PvdD

NSC

BBB

DENK

CDA

FVD

D66

CU

Volt

JA21

VVD


Nr. 12 AMENDEMENT VAN HET LID SNELLER

Ontvangen 11 april 2024

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel G, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 4 wordt in het voorgestelde artikel 120, zevende lid, in onderdeel a «30%» vervangen door «10%» en in onderdeel b «50%» vervangen door «25%».

2. Onderdeel 5 vervalt.

Toelichting

Bij de in het wetsvoorstel voorgestelde wijziging van artikel 120 van de Waterschapswet krijgt het algemeen bestuur van het waterschap een bandbreedte om af te wijken van de in de wet opgenomen formule voor het toedelen van kosten aan de categorieën ongebouwd en natuur (categorie b en c). Met deze bandbreedte kan het algemeen bestuur het kostendeel voor betreffende categorieën tot respectievelijk maximaal 30% (twee jaar na inwerkingtreding verandert dit in maximaal 25%) of 50% verlagen of verhogen. Indiener is van mening dat de objectiviteit van het toedelen van kosten voor de watersysteemheffing hiermee verloren gaat. Een objectievere, en daarmee meer voorspelbare, kostentoedeling was juist een van de intenties achter de wetswijziging.

Indien een algemeen bestuur van een waterschap er bijvoorbeeld voor kiest om het kostendeel van categorie b (ongebouwd niet-zijnde natuurterrein) met 25% te verlagen, dan zullen de kosten voor categorie c (ongebouwd zijnde natuurterrein) en/of categorie d (gebouwd woningen en niet-woningen) moeten stijgen om deze kostendaling te compenseren. Omdat het toepassen van de maximaal toegestane kostenstijging in categorie c (30% in de eerste twee jaar, daarna 25%) niet genoeg zal zijn om een maximale kostenverlaging in categorie b te compenseren, zal er in het geval van een (forse) kostenverlaging in categorie b altijd sprake zijn van een kostenstijging in categorie d. In de praktijk betekent dat het afwentelen van kosten voor eigenaren van infrastructuur en agrarische terreinen voor kosten voor woningeigenaren en bedrijven zorgt. Zeker met het oog op het bevriezen van de kostenverdeling binnen categorie d op het peiljaar van twee jaar voor inwerkingtreding van de wet – waarmee de WOZ-stijgingen van de afgelopen jaren niet worden gemitigeerd – acht de indiener deze onzekerheid en mogelijke verdere lastenstijging onwenselijk voor woningeigenaren en bedrijven.

Indiener begrijpt echter de wens van de waterschappen voor een bepaalde mate van bestuurlijke vrijheid. Daarom stelt indiener andere percentages voor (10% en 25% voor artikel 120, zevende lid, onderdeel a onderscheidenlijk b) waarmee een bepaalde mate van bestuurlijke vrijheid wordt behouden, maar waarmee meer zekerheid wordt geboden aan degenen aan wie de watersysteemheffing wordt geheven in de categorieën b, c en d.

Sneller