Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is niet-gebruik van de dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg tegen te gaan, hiertoe de aanvraagprocedure voor ouders of vertegenwoordigers van kinderen met een intensieve zorgbehoefte te vereenvoudigen door middel van ambtshalve toekenning, bekendheid met de regeling te vergroten door ouders of vertegenwoordigers met een mogelijk recht op dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg gericht te informeren en standaard toekenning met terugwerkende kracht mogelijk te maken;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 9.1.3 van de Wet langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
10. Het CIZ verwerkt persoonsgegevens, waaronder het gegeven dat het CIZ het recht op zorg heeft vastgesteld van een verzekerde die de leeftijd heeft, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, het aan de Sociale verzekeringsbank verstrekte gegeven of de verzekerde is aangewezen op een bepaalde mate van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en het burgerservicenummer van die verzekerde, die noodzakelijk zijn om diens vertegenwoordiger ambtshalve te informeren over een mogelijk recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet.
11. Het CIZ kan persoonsgegevens, waaronder het gegeven dat het CIZ het recht op zorg heeft vastgesteld van een verzekerde die de leeftijd heeft, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, het aan de Sociale verzekeringsbank verstrekte gegeven of de verzekerde is aangewezen op een bepaalde mate van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en het burgerservicenummer van de verzekerde, bedoeld in het twaalfde lid, verwerken, welke gegevens noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de effectiviteit van het ambtshalve informeren van de vertegenwoordiger van de verzekerde over een mogelijk recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet.
12. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tiende en elfde lid.
13. Met ingang van een jaar na de datum van inwerkingtreding van het tiende tot en met dertiende lid, vervallen deze leden en de nadere regels die zijn gesteld op grond van het twaalfde lid.
B
1. Onder vernummering van het tiende tot en met dertiende lid tot twaalfde tot en met vijftiende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
10. Het CIZ verstrekt ambtshalve of op verzoek, kosteloos, de volgende persoonsgegevens aan de Sociale verzekeringsbank, welke gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van diens taak tot vaststelling of een recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, bestaat of eindigt:
a. het gegeven dat het CIZ het recht op zorg heeft vastgesteld van een verzekerde die de leeftijd heeft, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;
b. de ingangsdatum en de einddatum van dit besluit;
c. de geboortedatum van die verzekerde; en
d. het burgerservicenummer van die verzekerde.
11. De ambtshalve verstrekking, bedoeld in het tiende lid, geschiedt niet eerder dan nadat het CIZ de vertegenwoordiger van de verzekerde, ten aanzien van wie een indicatiebesluit is genomen, in het indicatiebesluit gedurende een termijn van ten minste twee weken in de gelegenheid heeft gesteld niet in te stemmen met deze verstrekking.
2. In het veertiende lid (nieuw) wordt «tiende en elfde lid» vervangen door «twaalfde en dertiende lid».
3. In het vijftiende lid (nieuw) wordt «tiende tot en met dertiende lid» vervangen door «twaalfde tot en met vijftiende lid» en wordt «twaalfde lid» vervangen door «veertiende lid».
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in het eerste lid genoemde bedrag komt te luiden: € 373,85.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Het in onderdeel a genoemde bedrag komt te luiden: € 261,70;
b. Het in onderdeel b genoemde bedrag komt te luiden: € 317,77;
c. Het in onderdeel c genoemde bedrag komt te luiden: € 373,85.
B
In artikel 14, derde lid, tweede zin, wordt «de eerste dag van het kalenderkwartaal» vervangen door «zes maanden voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal».
C
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Sociale verzekeringsbank stelt:
a. op aanvraag vast of een recht op kinderbijslag bestaat;
b. op aanvraag of, indien informatie is verschaft door het Centrum Indicatiestelling zorg, als bedoeld in artikel 9.1.3, tiende lid, van de Wet langdurige zorg, ambtshalve op basis daarvan vast of een recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, bestaat; en
c. op aanvraag vast of een recht op het extra bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, bestaat.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De aanvraag om het extra bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, wordt ingediend voor 1 december van het kalenderjaar na het kalenderjaar waarover het recht op het extra bedrag aan kinderbijslag bestaat.
3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het recht op kinderbijslag of een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, gaat niet eerder in dan:
a. indien het kinderbijslag betreft, een jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de aanvraag om kinderbijslag werd ingediend; of
b. indien het een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, betreft, zes maanden voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal:
1°. waarin de aanvraag om een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag werd ingediend; of
2°. waarin het recht op zorg aanvangt op grond van het indicatiebesluit, bedoeld in artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg, indien het recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag ambtshalve wordt vastgesteld op basis van de informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
D
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Sociale verzekeringsbank betaalt:
a. de kinderbijslag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarover recht op kinderbijslag bestaat, respectievelijk binnen drie maanden na indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a;
b. de verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na indiening van de aanvraag of ontvangst van de informatie, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b; en
c. het extra bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel c.
2. Het zesde lid komt te luiden:
6. Zolang de persoon aan wie op grond van het vierde of vijfde lid kinderbijslag zou moeten worden betaald geen aanvraag daartoe heeft ingediend, blijft de kinderbijslag, in afwijking van het vierde en vijfde lid, betaald worden aan de persoon die daartoe wel een aanvraag heeft ingediend. Indien de persoon die geen aanvraag heeft ingediend, alsnog een aanvraag indient, wordt de kinderbijslag aan die persoon betaald:
a. na afloop van het kalenderkwartaal waarin de aanvraag is ingediend, indien deze is ingediend in de eerste twee maanden van dat kalenderkwartaal; of
b. na afloop van het kalenderkwartaal volgend op het kalenderkwartaal waarin de aanvraag is ingediend, indien deze is ingediend in de laatste maand van dat kalenderkwartaal.
E
Artikel 29c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid en tweede lid wordt na «na ontvangst van de aanvraag» ingevoegd «of na ontvangst van de informatie, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b,».
2. In het derde lid wordt na «de aanvrager» ingevoegd «of, indien geen sprake is van een aanvrager, degene aan wie de kinderbijslag wordt uitbetaald».
3. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien ambtshalve op basis van de verschafte informatie bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, niet wordt overgegaan tot vaststelling van een recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, wordt hiervan binnen een redelijke termijn schriftelijk in kennis gesteld:
a. degene aan wie de kinderbijslag wordt uitbetaald; of
b. degene aan wie het indicatiebesluit, bedoeld in artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg, is gericht, als geen kinderbijslag wordt uitbetaald.
Vóór de toepassing van artikel II, onderdeel A, wordt:
a. het in het eerste lid genoemde bedrag vervangen door het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dat luidde op de dag voor de toepassing van artikel II, onderdeel A, verminderd met € 0,33;
b. het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde bedrag vervangen door het bedrag, genoemd in artikel 12, derde lid, onderdeel a, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dat luidde op de dag voor de toepassing van artikel II, onderdeel A, verminderd met € 0,23;
c. het in het tweede lid, onderdeel b, genoemde bedrag vervangen door het bedrag, genoemd in artikel 12, derde lid, onderdeel b, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dat luidde op de dag voor de toepassing van artikel II, onderdeel A, verminderd met € 0,28;
d. het in het tweede lid, onderdeel c, genoemde bedrag vervangen door het bedrag, genoemd in artikel 12, derde lid, onderdeel c, van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals dat luidde op de dag voor de toepassing van artikel II, onderdeel A, verminderd met € 0,33.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,