Gepubliceerd: 22 juni 2023
Indiener(s): Anne Kuik (CDA), Songül Mutluer (PvdA)
Onderwerpen: recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36381-2.html
ID: 36381-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES te wijzigen teneinde het openbaar maken van beeldmateriaal van iemand die dringend hulp behoeft of iemand die dringend hulp behoefde en inmiddels is overleden strafbaar te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In het Wetboek van Strafrecht wordt na artikel 139h een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 139i

  • 1. Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk een afbeelding van iemand die dringend hulp behoeft openbaar maakt.

  • 2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die het misdrijf omschreven in het eerste lid in dezelfde omstandigheden pleegt ten aanzien van iemand die dringend hulp behoefde en is overleden.

  • 3. Niet strafbaar is degene die te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het algemeen belang het openbaar maken, bedoeld in het eerste lid, vereiste.

ARTIKEL II

In het Wetboek van Strafrecht BES wordt na artikel 145e een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 145f

  • 1. Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk een afbeelding van iemand die dringend hulp behoeft openbaar maakt.

  • 2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die het misdrijf omschreven in het eerste lid in dezelfde omstandigheden pleegt ten aanzien van iemand die dringend hulp behoefde en is overleden.

  • 3. Niet strafbaar is degene die te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het algemeen belang het openbaar maken, bedoeld in het eerste lid, vereiste.

ARTIKEL III

Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan beide kamers van de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie en Veiligheid,