Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat regels dienen te worden gesteld ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Warenwet wordt als volgt gewijzigd:
B
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019 L 151).
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Met betrekking tot producten, als bedoeld in artikel 3, onder punt 2, van richtlijn (EU) 2019/882, kunnen ter uitvoering van die richtlijn regels gesteld worden in het belang van de toegankelijkheid van die producten.
D
In artikel 13 wordt «artikel 3» vervangen door «artikel 3, eerste lid,».
E
Na artikel 33 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3 van richtlijn (EU) 2019/882;
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3 van richtlijn (EU) 2019/882, voor zover behorend tot een krachtens artikel 35, eerste lid, aangewezen categorie;
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3 van richtlijn (EU) 2019/882;
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3 van richtlijn (EU) 2019/882.
Dit hoofdstuk is van toepassing op marktdeelnemers en producten ter uitvoering van richtlijn (EU) 2019/882. De overige bepalingen van deze wet zijn, met betrekking tot de toegankelijkheid van producten, uitsluitend van toepassing voor zover dat in dit hoofdstuk is bepaald.
1. Ten behoeve van het weren van producten die niet voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften van richtlijn (EU) 2019/882, kan bij algemene maatregel van bestuur worden verboden producten, behorende tot een bij die maatregel aangewezen categorie, in de handel te brengen, indien deze niet voldoen aan de eisen, bij die maatregel gesteld.
2. De eisen, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking hebben op:
a. de wijze waarop en voorwaarden waaronder producten in de handel worden gebracht, alsmede op het ontwerpen, vervaardigen en het op de markt aanbieden van producten. Tot die voorwaarden behoren de toegankelijkheidsvoorschriften waaraan producten moeten voldoen;
b. de op het product of de verpakking aan te brengen dan wel in de verpakking op te nemen informatie;
c. de conformiteit van het product met de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften, waaronder de gevallen waarin producten worden geacht reeds conform te zijn, en het treffen van corrigerende maatregelen om producten, voor zover deze niet aan de toegankelijkheidsvoorschriften voldoen, daarmee in overeenstemming te brengen of zo nodig uit de handel te nemen;
d. de gevallen waarin en voorwaarden waaronder toegankelijkheidsvoorschriften beperkt of niet van toepassing zijn; en
e. het bijhouden en verstrekken van informatie en documentatie over het product of de onder a genoemde handelingen aan andere marktdeelnemers, Onze Minister die het aangaat of de aangewezen toezichthouders, of ter identificatie van de marktdeelnemers aan wie producten zijn geleverd of van wie producten zijn ontvangen.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorts regels worden gesteld ter uitvoering van een met betrekking tot producten tot stand gekomen bindend besluit van de Europese Unie als bedoeld in artikel 26 van richtlijn (EU) 2019/882.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 35 en 35a zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. De artikelen 25, vierde lid, 28 en 29 zijn van overeenkomstige toepassing.
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 35 en 35a.
1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 35 en 35a.
2. De op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt, in afwijking van artikel 32a, tweede lid, ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L151);.
B
Na artikel 5b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienstverleners ontwerpen en verlenen hun diensten ter uitvoering van richtlijn (EU) 2019/882 in overeenstemming met de bij of krachtens die maatregel gestelde regels.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking hebben op:
a. de wijze waarop en voorwaarden waaronder diensten worden aangeboden. Tot die voorwaarden behoren de toegankelijkheidsvoorschriften waaraan diensten moeten voldoen;
b. de conformiteit van diensten met de toegankelijkheidsvoorschriften, waaronder de gevallen waarin diensten geacht worden daarmee reeds in overeenstemming te zijn, en het treffen van corrigerende maatregelen indien diensten niet aan de toegankelijkheidsvoorschriften voldoen;
c. de gevallen waarin en voorwaarden waaronder toegankelijkheidsvoorschriften beperkt of niet van toepassing zijn; en
d. het bijhouden en verstrekken van informatie of documentatie over de dienst of corrigerende maatregelen aan Onze Minister die het aangaat, de aangewezen toezichthouders of het publiek.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van door de Europese Commissie krachtens artikel 26 van richtlijn (EU) 2019/882 vastgestelde regels.
2. Een wijziging van de richtlijn gaat voor de toepassing van het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
In de Telecommunicatiewet wordt na hoofdstuk 7 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
natuurlijke persoon die een elektronische communicatiedienst afneemt voor andere doeleinden dan zijn handels-, bedrijfs-, ambachts-, of beroepsactiviteit;
natuurlijke of rechtspersoon die een elektronische communicatiedienst verleent op de markt van de Unie of aanbiedt consumenten in de Unie een dienst te verlenen;
dienst voor elektronische communicatie in de zin van artikel 2, punt 4, van richtlijn (EU) 2018/1972, met uitzondering van transmissiediensten die voor de levering van machine-to-machinediensten worden gebruikt;
Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151).
1. Het is verboden elektronische communicatiediensten te verlenen die niet voldoen aan toegankelijkheidsvoorschriften van bijlage I, afdelingen III en IV, onderdeel a, van richtlijn (EU) 2019/882.
2. Het is verboden in strijd te handelen met de bij of krachtens de artikelen 7a.4 en 7a.5 gestelde eisen.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op dienstverleners die een onderneming voeren met minder dan tien werknemers en een jaaromzet of jaarlijks balanstotaal van ten hoogste € 2.000.000,–.
4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing voor zover de naleving daarvan:
a. een ingrijpende wijziging van de elektronische communicatiedienst vereist, resulterend in een fundamentele wijziging van de wezenlijke aard daarvan; of
b. een onevenredige last voor de betrokken dienstverlener oplevert en de dienstverlener niet uit andere bronnen dan eigen middelen financiering ontvangt ter verbetering van de toegankelijkheid, ongeacht of het om publieke of particuliere financiering gaat.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de toegankelijkheidsvoorschriften, bedoeld in het eerste lid;
b. de beoordelingscriteria of sprake is van een fundamentele wijziging of een onevenredige last als bedoeld in het vierde lid.
1. De bevoegde nationale autoriteit, bedoeld in artikel 13, vierde en vijfde lid, van richtlijn (EU) 2019/882, is de Autoriteit Consument en Markt.
2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van richtlijn (EU) 2019/882, is de Autoriteit Consument en Markt.
In titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 230f een afdeling ingevoegd, luidende:
In deze afdeling wordt verstaan onder:
personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die in hun interactie te kampen hebben met diverse drempels die hen kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen in de samenleving te participeren;
dienst als bedoeld in artikel 230a;
natuurlijke of rechtspersoon die een dienst verleent op de markt van de Unie of aanbiedt consumenten in de Unie een dienst te verlenen;
natuurlijke persoon die een e-handelsdienst afneemt voor andere doeleinden dan zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;
diensten die worden verleend op afstand, via websites en diensten op basis van mobiele apparaten, langs elektronische weg en op individueel verzoek van een consument met het oog op het sluiten van een overeenkomst;
Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151).
1. De dienstverlener die e-handelsdiensten verricht jegens een consument ontwerpt en verleent die diensten in overeenstemming met de
toegankelijkheidsvoorschriften in bijlage I, afdeling III en IV, onder g, en bijlage V bij richtlijn (EU) 2019/882.
2. Dienstverleners zijn verplicht tot:
a. het overeenkomstig bijlage V bij richtlijn (EU) 2019/882 opstellen van de vereiste informatie en toelichten van de manier waarop de diensten aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen;
b. het schriftelijk en mondeling ter beschikking stellen van informatie aan het publiek op een manier die mede toegankelijk is voor personen met een handicap;
c. het bewaren van die informatie zolang de dienst in werking is;
d. het toepassen van procedures die garanderen dat de dienstverlening in overeenstemming blijft met de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften;
e. het op gepaste wijze rekening houden met veranderingen in de dienstverlening, veranderingen in de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften, veranderingen in de geharmoniseerde normen of in technische specificaties op basis waarvan wordt verklaard dat een dienst aan de toegankelijkheidsvoorschriften voldoet;
f. het onmiddellijk treffen van corrigerende maatregelen indien de aangeboden dienst niet in overeenstemming is met de onderdelen a tot en met e.
1. Artikel 230fb is niet van toepassing op ondernemingen met minder dan 10 werknemers en een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 2 miljoen euro.
2. De in artikel 230fb bedoelde toegankelijkheidsvoorschriften zijn uitsluitend van toepassing voor zover de naleving ervan:
a. geen ingrijpende wijziging van een e-handelsdienst vereist die leidt tot een fundamentele wijziging van de wezenlijke aard ervan; of
b. geen onevenredige last voor de betrokken dienstverlener oplevert.
3. Dienstverleners die uit andere bronnen dan eigen middelen financiering ontvangen ter verbetering van de toegankelijkheid, ongeacht of het om publieke of particuliere financiering gaat, kunnen geen beroep doen op lid 2, onderdeel b.
1. Het verlenen van e-handelsdiensten wordt vermoed te voldoen aan de eisen, bedoeld in bijlage I, afdelingen III en IV, onderdeel g, van richtlijn (EU) 2019/882, indien is voldaan aan de met betrekking tot die richtlijn vastgestelde geharmoniseerde normen of delen daarvan, die betrekking hebben op de desbetreffende eisen.
2. Van een vermoeden van overeenstemming als bedoeld in lid 1 is sprake indien het verlenen van e-handelsdiensten voldoet aan:
a. de geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referenties bekend zijn gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en deze normen van kracht zijn;
b. de technische specificaties of delen daarvan, voor zover deze technische specificaties of delen daarvan die voorschriften bestrijken.
3. Het verlenen van e-handelsdiensten in overeenstemming met de eisen, bedoeld in bijlage I, afdeling VI, van richtlijn (EU) 2019/882, wordt vermoed te voldoen aan de verplichtingen inzake toegankelijkheid krachtens andere Uniehandelingen dan die richtlijn, tenzij in die andere Uniehandelingen anders wordt bepaald.
4. Het verlenen van e-handelsdiensten die voldoen aan de geharmoniseerde normen of technische specificaties of delen van die normen of specificaties, bedoeld in lid 2, onderdeel a of b, wordt vermoed in overeenstemming te zijn met lid 3, voor zover deze normen of technische specificaties of delen daarvan voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften van richtlijn (EU) 2019/882.
De Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 190 wordt een nieuw artikel 190aa ingevoegd, luidende:
1. Afdeling 2ab van titel 5 is niet van toepassing op e-handelsdiensten die voor het tijdstip van inwerkingtreding van die afdeling zijn verricht.
2. Dienstverleners als bedoeld in artikel 230fa van Boek 6 kunnen tot en met 27 juni 2030 hun diensten blijven verrichten met gebruikmaking van de e-handelsdiensten die zij vóór 28 juni 2030 al rechtmatig gebruikten bij het verlenen van vergelijkbare diensten.
3. Dienstverleningsovereenkomsten die door middel van e-handelsdiensten gesloten zijn vóór 28 juni 2025 kunnen ongewijzigd doorlopen totdat zij verstrijken, evenwel uiterlijk tot vijf jaar na die datum.
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:1 wordt in de alfabetische rangschikking een definitie ingevoegd, luidende:
richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151);.
B
Na artikel 4:22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een aanbieder van krediet, bank, beleggingsonderneming, betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling die bankdiensten aan consumenten als bedoeld in artikel 3, onder 28, van de toegankelijkheidsrichtlijn verleent draagt er zorg voor dat die diensten voldoen aan bijlage I, afdelingen III en IV, onderdeel e, van die richtlijn.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toegankelijkheid van de in het eerste lid bedoelde bankdiensten, alsmede regels met betrekking tot:
a. de interne procedures om de toegankelijkheid tot die diensten voor personen met een handicap te waarborgen; en
b. de informatieverstrekking over die diensten.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op een onderneming met minder dan tien werknemers en een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 2 miljoen euro.
4. De bij of krachtens het eerste en tweede lid gestelde regels zijn slechts van toepassing voor zover de naleving van die regels geen ingrijpende wijziging van de bankdienst, resulterend in een significante wijziging van de aard van die bankdienst, vereist en geen onevenredige last voor de aanbieder van de bankdienst oplevert. De beoordeling of sprake is van een significante wijziging van de aard van de bankdienst en een onevenredige last geschiedt met inachtneming van de bij of krachtens artikel 14, tweede en zevende lid, van de toegankelijkheidsrichtlijn gestelde regels.
5. De aanbieder van een bankdienst die een beroep doet op het vierde lid neemt de in artikel 14, derde tot en met zesde en achtste lid, van de toegankelijkheidsrichtlijn opgenomen verplichtingen in acht.
C
In de bijlage bij artikel 1:79 en de bijlage bij artikel 1:80 wordt in de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen in de numerieke volgorde «4:22.0a, eerste en tweede lid» ingevoegd.
De Wet handhaving consumentenbescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 worden in de alfabetische rangschikking van begripsbepalingen twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
e-handelsdienst als bedoeld in artikel 230fa, onderdeel e, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;
richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151);.
B
Aan hoofdstuk 8 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
C
Na hoofdstuk 8 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Indien een dienstverlener als bedoeld in artikel 8.15 een beroep doet op artikel 230fc, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek voert hij een beoordeling uit om te kunnen bepalen of het naleven van de van toegankelijkheidsvoorschriften, bedoeld in bijlage I, afdelingen III en IV, onderdeel g, van richtlijn (EU) 2019/882 tot een fundamentele wijziging leidt, of overeenkomstig de desbetreffende criteria in bijlage VI van die richtlijn, een onevenredige last oplevert.
2. Indien het beroep, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op artikel 230fc, tweede lid, onderdeel b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek voert de betrokken dienstverlener een nieuwe beoordeling uit ten minste een keer per vijf jaar en verder indien sprake is van:
a. een wijziging van de aangeboden dienst; of
b. een verzoek van de Autoriteit Consument en Markt onderscheidenlijk de Stichting Autoriteit Financiële Markten om een nieuwe beoordeling.
3. De betrokken dienstverlener documenteert de beoordeling, bedoeld in het tweede lid, en bewaart alle relevante resultaten gedurende een periode van vijf jaar nadat de e-handelsdienst op de markt is verleend. Op verzoek van de Autoriteit Consument en Markt onderscheidenlijk de Stichting Autoriteit Financiële Markten verstrekt de betrokken dienstverlener een exemplaar van de beoordeling.
4. Iedere dienstverlener die een beroep doet op artikel 230fc, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verstrekt daarover informatie aan de Autoriteit Consument en Markt onderscheidenlijk de Stichting Autoriteit Financiële Markten.
1. Met het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel g van de bijlage bij deze wet, zijn belast de leden van het Commissariaat voor de Media en de bij besluit van het Commissariaat aangewezen medewerkers van het Commissariaat, bedoeld in artikel 7.11, tweede lid, van de Mediawet 2008.
2. Het Commissariaat voor de Media kan, indien naar zijn oordeel een overtreding van een van de wettelijke bepalingen als bedoeld in onderdeel g van de bijlage bij deze wet heeft plaatsgevonden:
a. een bestuurlijke boete opleggen;
b. een last onder dwangsom opleggen.
3. De in het tweede lid bedoelde bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie geldboete, bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.
1. Met het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel h van de bijlage bij deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangewezen ambtenaren. Van dat besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan, indien naar zijn oordeel een overtreding van een van de wettelijke bepalingen als bedoeld in onderdeel h van de bijlage bij deze wet heeft plaatsgevonden:
a. een bestuurlijke boete opleggen;
b. een last onder dwangsom opleggen.
3. De in het tweede lid bedoelde bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie geldboete, bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.
D
De bijlage bij de wet wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel a wordt een rij toegevoegd, luidende:
Artikelen 8.15 en 8a.1 van deze wet |
2. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
Onderdeel g; handhaving door het Commissariaat voor de Media
Het bepaalde krachtens de artikelen 5c, eerste lid, en 8, tweede lid, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte ter implementatie van de artikelen 2, 4, 5, 13, 14, 15 en 23 van richtlijn (EU) 2019/882 voor zover het e-boeken en specifieke software daarvoor en diensten die toegang verlenen tot audiovisuele mediadiensten betreft. |
Onderdeel h; handhaving door de Inspectie Leefomgeving en Transport
Het bepaalde krachtens de artikelen 5c, eerste lid, en 8, tweede lid, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte ter implementatie van de artikelen 2, 4, 5, 13, 14, 15 en 23 van richtlijn (EU) 2019/882 voor zover het diensten voor personenvervoer per vliegtuig, per bus, per spoor, over water en stedelijke, voorstedelijke en regionale vervoersdiensten betreft. |
1. Dienstverleners als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019 L 151) kunnen tot en met 27 juni 2030 hun diensten blijven verlenen met gebruikmaking van de producten die zij vóór 28 juni 2030 al rechtmatig gebruikten bij het verlenen van vergelijkbare diensten.
2. Dienstverleningscontracten die gesloten zijn vóór 28 juni 2025 kunnen ongewijzigd doorlopen totdat zij verstrijken, evenwel uiterlijk tot vijf jaar na die datum.
3. Zelfbedieningsterminals als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van de richtlijn, bedoeld in het eerste lid, die vóór 28 juni 2025 rechtmatig zijn gebruikt voor het verlenen van diensten, kunnen tot het eind van hun economische levensduur maar niet langer dan 20 jaar na hun ingebruikname gebruikt worden bij het leveren van vergelijkbare diensten.
4. Dit artikel is, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, niet van toepassing op dienstverleners van e-handelsdiensten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel f, van de richtlijn, bedoeld in het eerste lid, of daarop betrekking hebbende dienstverleningscontracten.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,