Ontvangen 6 maart 2024
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel G, wordt het voorgestelde artikel 40b als volgt gewijzigd:
1. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel h, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. auditief toezicht bij gesprekken tussen de rechtsbijstandverlener en de gedetineerde, onder de voorwaarden bedoeld in lid 7a.
2. Na het zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7a. Het toezicht als bedoeld in het derde lid, onderdeel i, bestaat uit het maken van opnamen van de gesprekken en wordt toegepast indien de Minister een bevel als bedoeld in het derde lid, onderdelen sub c, d of e, toepast. Onze Minister wijst een commissie aan waarvan de leden uitsluitend bevoegd zijn van de gemaakte geluidsopnamen kennis te nemen en Onze Minister te informeren of nader onderzoek naar de rechtsbijstandsverlener noodzakelijk is. Over de uitvoering van het auditief toezicht, de samenstelling van de commissie en haar taken, worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld.
Het amendement beoogt een aanvullende bevoegdheid te creëren voor het houden van toezicht op communicatie tussen een rechtsbijstandverlener en gedetineerde in een EBI en AIT. Het gaat daarbij om gedetineerden ten aanzien van wie een bevel als bedoeld in artikel 40b is gegeven. Het amendement voorziet in de mogelijkheid gesprekken tussen de rechtsbijstandverlener en de gedetineerde op te nemen (auditief toezicht).
Deze bevoegdheid wordt ingezet indien de Minister gebruik maakt van de bevelsbevoegdheid uit het voorgestelde artikel 40b. Indien de Minister de bevelsbevoegdheid gebruikt om nadere beperkingen aan de gedetineerde op te leggen zijn er immers feiten en omstandigheden die de inzet rechtvaardigen of is sprake van een preventief bevel. In die gevallen is het geboden dat ook de gesprekken tussen de rechtsbijstandsverlener en de gedetineerde worden opgenomen. In de regel is dan nog geen sprake van feiten en omstandigheden die het inzetten van zware opsporingsbevoegdheden als het afluisteren van geprivilegieerd contact tussen advocaat en gedetineerde rechtvaardigen. In die gevallen bestaat er dus nog geen verdenking in strafvorderlijke zin (een redelijk vermoeden van schuld) tegen de rechtsbijstandsverlener.
Het amendement voorziet in waarborgen voor de situatie waarin de Minister gebruik maakt van deze bevoegdheid, omdat het essentieel is dat het openbaar ministerie als vervolgende instantie geen kennis kan nemen van de inhoud van de gesprekken. Ook de Minister kan niet rechtstreeks van de inhoud van de gesprekken kennisnemen. De geluidsopnemen worden onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden ter hand gesteld aan een onafhankelijke commissie die wel bevoegd is van de opnamen kennis te nemen. Deze commissie beoordeelt of er mogelijk extra onderzoek nodig is naar de positie van de advocaat. Als blijkt dat extra onderzoek nodig is naar de positie van de advocaat, geeft de commissie kort aan dat nader onderzoek nodig is. De commissie informeert de Minister daarover. Indien er geen noodzaak bestaat tot het verrichten van nader onderzoek, kan de commissie dat ook kort aangeven. Deze leden van de commissie hebben een geheimhoudingsplicht.
Ellian