Nr. 6 VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om te komen tot de vastlegging van een minimumbudget voor defensie om op afdoende wijze invulling te kunnen geven aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en artikel 97 van de Grondwet alsmede het voldoen aan (financiële) afspraken binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en andere bondgenootschappen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Defensiebudget

  • 1. Ten einde uitvoering te geven aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en artikel 97 van de Grondwet stellen de regering en de Staten-Generaal jaarlijks voldoende middelen ter beschikking op de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie.

  • 2. Met ingang van het begrotingsjaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van dit artikel bedragen de defensie-uitgaven, overeenkomstig afspraken gemaakt binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), het equivalent van ten minste twee procent van het bruto binnenlands product van het land Nederland.

Artikel 2. Defensieplan

  • 1. Op voordracht van Onze Minister van Defensie stelt de regering ten minste elke vijftien jaar een defensieplan vast voor een termijn van vijftien begrotingsjaren. Dit defensieplan wordt toegezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  • 2. Het defensieplan omvat ten minste de kaders waarbinnen de regering invulling zal geven aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.

  • 3. Het defensieplan omvat tevens een prioriteitsstelling ten aanzien van de te verrichten investeringen die voorvloeien uit de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3. Defensiemonitor

  • 1. Onze Minister van Defensie stelt ten minste iedere vier jaar een defensiemonitor op. Deze defensiemonitor wordt toegezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal en de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  • 2. De defensiemonitor omvat een analyse van de trends en dreigingen ten aanzien van de vitale belangen van het Koninkrijk en een analyse van de te verwachte maatregelen die noodzakelijk zijn om deze dreigingen het hoofd te kunnen bieden.

  • 3. Indien de defensiemonitor daartoe aanleiding geeft kan de regering, op voordracht van Onze Minister van Defensie, door middel van een defensienota het defensieplan, genoemd in artikel 2, aanpassen. Deze defensienota wordt toegezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal en, voor zover de daarin aangebrachte wijzigingen daartoe aanleiding geven, tevens aan de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 4. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel 1 dat in werking treedt op 1 januari van het jaar na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Artikel 5. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet financiële defensieverplichtingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Defensie,